2024 opbouw van een tekst

Opbouw van een tekst
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Opbouw van een tekst

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Indeling tekst : titel
  • De titel verraadt al veel
  • Het trekt de aandacht; ga je de tekst lezen of niet?
  • De titel noemt vaak al het onderwerp

Slide 4 - Slide

Indeling tekst: inleiding
  • Eerste deel van de tekst
  • Het onderwerp wordt geïntroduceerd
  • Vanaf de eerste zin(nen) weet je waarover de tekst gaat
  • Bestaat meestal uit één alinea

Slide 5 - Slide

Een pakkende inleiding

Slide 6 - Slide

Hoe wordt het onderwerp geïntroduceerd?
A
met de deur in huis vallen
B
belangstelling wekken
C
met een inleiding
D
door een lead

Slide 7 - Quiz

Hoe wordt het onderwerp geïntroduceerd?
A
met de deur in huis vallen
B
belangstelling wekken
C
inleiding
D
door een lead

Slide 8 - Quiz

Hoe wordt het onderwerp geïntroduceerd?
A
met de deur in huis vallen
B
belangstelling wekken
C
met een inleiding
D
door een lead

Slide 9 - Quiz

Indeling tekst: middenstuk
De verschillende kanten van een onderwerp komen aan de orde. Dit gebeurt met behulp van deelonderwerpen.
Bijvoorbeeld: een tekst over phishing.
Deelonderwerpen kunnen dan zijn: 
gevaarlijke e-mails, criminaliteit, financiële schade, aangifte doen bij de politie, etc.

Slide 10 - Slide

Deelonderwerpen herkennen
Deelonderwerpen = verschillende kanten van een onderwerp
Bijvoorbeeld: opleiding VeVa zorg.
Deelonderwerpen: verpleegkundige, verzorgende, defensie, groene stage, witte stage, sport, SKILLS, etc.
Denk ook aan: argumenten, oorzaken, voordelen of oplossingen.

Strategie voor het herkennen van deelonderwerpen:
Lees de titel en inleiding, kijk naar de lay-out van de tekst: witregels en/of tussenkopjes? Lees de eerste en laatste zin van een alinea.

Slide 11 - Slide

Wat is een deelonderwerp?
A
een onderwerp van een hoofdstuk
B
een aspect van het onderwerp
C
een aspect van het slot
D
een onderwerp van de eerste alinea

Slide 12 - Quiz

Indeling tekst: slot
  • Laatste alinea van een tekst
  • Het belangrijkste uit de tekst wordt nog eens herhaald of samengevat, of er volgt een aanbeveling of conclusie. (Ligt aan het tekstdoel.)

Slide 13 - Slide

In de volgende slide zie je twee teksten.


Het zijn slotalinea's van een tekst.




Slide 14 - Slide

Lees deze teksten

Slide 15 - Slide

Welk soort slot is het slot in de tekst 'App Examengids'?
A
Een advies
B
Een antwoord op de vraag uit de inleiding
C
Een conclusie
D
Een samenvatting

Slide 16 - Quiz

Welk soort slot is het slot in de tekst 'Festival der Zoete Verleidingen'?
A
Een advies
B
Een conclusie
C
Een samenvatting
D
Een aanbeveling

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van een tekstindeling?
A
Inleiding, middenstuk met tussenkopjes, slot
B
Inleiding, slot, middenstuk
C
Inleiding, titel, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot
D
Titel, inleiding, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot

Slide 18 - Quiz

Lees de 2 teksten

Slide 19 - Slide

Wat denk jij dat het onderwerp is van de hele tekst 'veilig naar de kermis?'?
A
zweefmolens
B
veiligheid van kermisattracties
C
ernstig gewond
D
ongeluk

Slide 20 - Quiz

Wat staat behalve het onderwerp nog meer in tekst 'Veilig naar de kermis?'?
A
De aanleiding voor het schrijven van de tekst
B
een belangrijke vraag
C
een mening over het onderwerp
D
een voorbeeld bij het onderwerp geven

Slide 21 - Quiz

Wat denk jij dat het onderwerp is van de hele tekst 'De week van het zieke kind'.
A
Kindra is ziek
B
Kinderkanker
C
De week van het zieke kind
D
Kindra kan niet naar school

Slide 22 - Quiz

Wat staat behalve het onderwerp nog meer in tekst 'De week van het zieke kind'?
A
Er wordt een belangrijke vraag gesteld
B
Er wordt verteld hoe de tekst is opgebouwd
C
Er wordt een mening geven
D
Er wordt een voorbeeld bij het onderwerp gegeven

Slide 23 - Quiz

Tekstverbanden en signaalwoorden?
Tekstverbanden zorgen voor een logisch verloop in een tekst. Dit komt door het gebruik van signaalwoorden. Signaalwoorden: Hiermee kun je verbanden leggen tussen zinnen en woorden in zinnen.

Slide 24 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
EEN GREEP:

Reden of argument: daarom, omdat, derhalve, aangezien, namelijk
Tegenstelling: maar, echter, desondanks, hoewel, toch
Conclusie: dus, hieruit volgt, kortom
Oorzaak-gevolg: doordat, daardoor, als gevolg van, waardoor, zodat
Opsomming: eerst, vervolgens, bovendien, daarna, ten slotte


Slide 25 - Slide

Mijn broer houdt niet van winkelen, maar mijn zusje vindt het heel erg leuk.
A
Conclusie
B
Voorbeeld
C
Tegenstelling
D
Oorzaak en gevolg

Slide 26 - Quiz

Kortom, met een beetje mazzel winnen we deze wedstrijd wel.
A
Tegenstelling
B
Tijd
C
Conclusie
D
Voorbeeld

Slide 27 - Quiz

Ik ga vandaag in de ochtend eerst naar school, daarna ga ik sporten.

A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Oorzaak en gevolg
D
Conclusie

Slide 28 - Quiz

Heb je een vraag? Typ hem dan hier.

Slide 29 - Open question