Les 1: Persoonsvorm en werkwoorden herhaling

Welkom!
Pak je leesboek. 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Welkom!
Pak je leesboek. 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen:
* Lezen
* Instructie
* Aan het werk
* Afsluiting

Slide 2 - Slide

Lezen:
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Wat weet je al over persoonvormen en werkwoorden?

Slide 4 - Open question

Op welke drie manieren kun je de persoonsvorm vinden?

Slide 5 - Open question

Verander de zin van tijd.
Vrijdag ging ik op tijd naar school.

Slide 6 - Open question

Verander de zin van tijd 'getal'.
De minister is naar de vergadering gegaan.

Slide 7 - Open question

Maak de zin vragend:
Vanavond zullen de ouders naar school komen.

Slide 8 - Open question

Persoonsvorm
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
De persoonsvorm is altijd een werkwoord. 
De persoonsvorm is altijd een werkwoord. 
De persoonsvorm is altijd een werkwoord. 
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.  

Slide 9 - Slide

Werkwoorden (ww)
In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.
Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt.

Een werkwoord kun je vervoegen. Je geeft het dan verschillende werkwoordsvormen:
lachen: lach - lacht- lachen- lachte- lachten- gelachen - lachend
vallen: val - valt- vallen - viel - vielen - gevallen - vallend

Slide 10 - Slide

Werkwoorden
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Er zijn regels om die werkwoorden goed te schrijven.

Slide 11 - Slide

Theorie werkwoorden 
Een werkwoord is een woordsoort.
Een werkwoord zegt wat iets of iemand kan doen of wat er gebeurt.
In een zin staat tenminste één werkwoord.

Er zijn werkwoorden met een onduidelijke betekenis zoals: hebben, zullen, kunnen, worden of zijn. 

Slide 12 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de zin?
De loempia's vliegen door de lucht.

Slide 13 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
'Er worden zeventien katten gevoerd.'
Tekst

Slide 14 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
'Tien dagen per jaar is het feest in Hengelo.'

Slide 15 - Open question

Wat is de persoonsvorm in de zin?
'Met hoeveel mensen mogen we tegenwoordig nog feest vieren?'

Slide 16 - Open question

Wat zijn de werkwoorden in de zin?
Peter heeft morgen een afspraak.
A
heeft
B
heeft afspraak
C
morgen
D
heeft morgen

Slide 17 - Quiz

Wat zijn de werkwoorden in de zin?
Zij legt mijn spullen altijd daar neer.
A
legt
B
spullen
C
legt neer
D
spullen neer

Slide 18 - Quiz

Wat zijn de werkwoorden in de zin?
Abel wil morgen naar de Vomar gaan.
A
wil
B
wil morgen
C
morgen gaan
D
wil gaan

Slide 19 - Quiz

WERKWOORD
ANDER WOORD
vinden
verbinding 
gemaakt 
heeft
spullen 
opereren
boodschappen
klemt
verleden
verkeerd
lachten
wedstrijd

Slide 20 - Drag question

supermoeilijke sleepvraag:
In een zin staat altijd minstens één ....................
De persoonsvorm is altijd een ....................
Een .................................... kun je in een andere tijd zetten.
Als je de zin vragend maakt, begint de zin 
met een  ..........................         Dat noem je de ............................
werkwoord
werkwoord
werkwoord
werkwoord
persoonsvorm

Slide 21 - Drag question

Aan het werk:
Trainen bij grammatica
Persoonsvorm
Werkwoorden

Slide 22 - Slide

Afsluiting!

Slide 23 - Slide