H1.8 zn, lw, ww

Grammatica Woordsoorten



1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Grammatica Woordsoorten



Slide 1 - Slide

Woordsoorten

Een zin is opgebouwd uit losse woorden.Al die woorden horen bij een woordsoort.


Slide 2 - Slide

Woordsoorten
  • Lidwoord
  • Zelfstandig naamwoord
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Werkwoorden 
  • Voorzetsel





Woordsoorten en zinsdelen, allebei grammatica
Zinsdelen
  • Persoonsvorm
  • Onderwerp
  • Werkwoordelijk gezegde
  • Lijdend voorwerp






Slide 3 - Slide

Waarom woordsoorten kennen?
Inzicht in 
positie en functie van een woord in de zin (lidwoord voor zelfstandig naamwoord, voegwoord voegt enkelvoudige zinnen samen, werkwoord kan tijd veranderen )

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Zelfstandige naamwoorden
Woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten, noem je zelfstandige naamwoorden (znw).

Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Suzanne en Zwolle zijn dus zelfstandige naamwoorden.

Slide 6 - Slide

Zelfstandig naamwoord
Voorbeeld: de kamer

Je kan een zelfstandig naamwoord verkleinen:

Slide 7 - Slide

Zelfstandig naamwoorden
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor 
een mens, dier, plant of ding. 
De afkorting van het zelfstandig naamwoord is ZN. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Werkwoorden in woordenboek
  • Zoek op het hele werkwoord.

  • Je vindt verschillende vormen van een werkwoord achter het hele werkwoord.

  • Achter het hele werkwoord staan de verleden tijd èn het voltooid deelwoord.  

Slide 10 - Slide

Werkwoorden (ww)
In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.
Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt.

Een werkwoord kun je vervoegen. Je geeft het dan verschillende werkwoordsvormen:
lachen: lach - lacht- lachen- lachte- lachten- gelachen - lachend
vallen: val - valt- vallen - viel - vielen - gevallen - vallend

Slide 11 - Slide

Theorie werkwoorden 
Een werkwoord is een woordsoort.
Een werkwoord zegt wat iets of iemand kan doen of wat er gebeurt.
In een zin staat tenminste één werkwoord.

Er zijn werkwoorden met een onduidelijke betekenis zoals: hebben, zullen, kunnen, worden of zijn. 

Slide 12 - Slide

Werkwoorden (ww)
Een werkwoord is een woordsoort.
De afkorting van werkwoord is WW.

In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet, wat iets of iemand overkomt of  wat er is gebeurd.


Slide 13 - Slide

Wederkerend voornaamwoord
Komt alleen voor met een wederkerend werkwoord.
Het woordje keert weder: slaat terug op de persoon voor het werkwoord.

Ik vergis me. Hij vergist zich.

me, je, u (zich), zich, ons, je, u (zich), zich.

Slide 14 - Slide