This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Grammatica Woordsoorten
Slide 1 - Slide
Woordsoorten
Een zin is opgebouwd uit losse woorden.Al die woorden horen bij een woordsoort.
Slide 2 - Slide
Woordsoorten
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoorden
Voorzetsel
Woordsoorten en zinsdelen, allebei grammatica
Zinsdelen
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Slide 3 - Slide
Waarom woordsoorten kennen?
Inzicht in
positie en functie van een woord in de zin (lidwoord voor zelfstandig naamwoord, voegwoord voegt enkelvoudige zinnen samen, werkwoord kan tijd veranderen )
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Zelfstandige naamwoorden
Woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten, noem je zelfstandige naamwoorden (znw).
Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Suzanne en Zwolle zijn dus zelfstandige naamwoorden.
Slide 6 - Slide
Zelfstandig naamwoord
Voorbeeld: de kamer
Je kan een zelfstandig naamwoord verkleinen:
Slide 7 - Slide
Zelfstandig naamwoorden
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor
een mens, dier, plant of ding.
De afkorting van het zelfstandig naamwoord is ZN.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Werkwoorden in woordenboek
Zoek op het hele werkwoord.
Je vindt verschillende vormen van een werkwoord achter het hele werkwoord.
Achter het hele werkwoord staan de verleden tijd èn het voltooid deelwoord.
Slide 10 - Slide
Werkwoorden (ww)
In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.
Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt.
Een werkwoord kun je vervoegen. Je geeft het dan verschillende werkwoordsvormen: