2.6 marktprestaties en welvaart

2.6 marktprestaties en welvaart
LH4.ec1
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

2.6 marktprestaties en welvaart
LH4.ec1

Slide 1 - Slide

Planning 
- Terugblik paragaaf 2.5
- Paragaaf 2.6
- Aan de slag 
- Terugblik en afsluiting 

Slide 2 - Slide

Oligopolie 
- Beperkt aantal aanbieders
- Homogeen/heterogeen
- Invloed op de prijs
- Toetreding is mogelijk (lastig)

Slide 3 - Slide

De markt en een oligopolie
- Veel invloed op de prijs
- Rekening houden met andere producenten
- Monopolist krijgt concurrent (duopolie)
- Afzet ten koste van oude aanbieder
- Monopolist moet opnieuw productie bepalen (hoeveelheid)

Slide 4 - Slide

Oligopolie en marktevenwicht
- MO = MK
- Bron 2 
- MO groter als MK = verder produceren 
- MO kleiner als MK = stoppen met verder produceren
- Marktevenwicht = prijs en hoeveelheid afgestemd op elkaar

Slide 5 - Slide

Oligopolie tegenover andere marktvormen
- Prijs bij duopolie is lager als bij monopolist (concurrentie)
- Prijs is hoger als bij volkomen concurrentie ( winst nieuwe aanbieders, tot er geen winst meer over is)
- P = GTK

Slide 6 - Slide

Huiswerk bespreken! 
- Lees paragaaf 2.4 door en maak de opdrachten 4 T/M 11.
- Lees paragaaf 2.5 door en maak de opdrachten 1 T/M 4. 

Slide 7 - Slide

Leerdoelen 2.6 
- Je kunt de marktvormen vergelijken doormiddel van hun economische doelmatigheid.
- Je kunt uitleggen wanneer een aanbieder beschikt over marktmacht. 

Slide 8 - Slide

Consumentensurplus
- Consumentensurplus
- Het consumentensurplus is de optelsom van het individuele consumentensurplus van alle consumenten die het product kopen.
- Het consumentensurplus daalt als de prijs stijgt.
- De marktvorm met de laagste evenwichtsprijs levert het meeste consumentensurplus op.
(volkomen concurrentie markt)
- Berekenen?


Slide 9 - Slide

Producentensurplus
 Producentensurplus in de context van monopolie- en oligopolie marktstructuren. het is het verschil tussen wat producenten daadwerkelijk ontvangen voor een goed (de verkoopprijs) en wat ze minimaal bereid waren te accepteren (gelijk aan de marginale kosten, MK).
Producentensurplus in een Monopolie:
In een monopolie stelt de monopolist de prijs vast die maximaal is, gegeven de vraag.
Voorbeeld: Als een monopolistische T-shirtverkoper elk T-shirt verkoopt voor €10 terwijl de MK (en dus de minimale prijs) €4 is, dan is het surplus per T-shirt €6. Als de monopolist 6 T-shirts verkoopt, is zijn totale producentensurplus 6 x €6 = €36.

Slide 10 - Slide

Producentensurplus
Producentensurplus in een duopolie:
In een duopolie, waar twee bedrijven de markt domineren, kan de prijsstelling iets complexer zijn vanwege interacties tussen de bedrijven.
De berekening van het producentensurplus in een duopolie volgt hetzelfde principe: het is het verschil tussen de verkoopprijs en de MK, maar nu voor elk van de duopolisten apart berekend.

Voorbeeld: Als één duopolist twee T-shirts verkoopt tegen een prijs van €9 terwijl de MK €4 is, dan is zijn surplus voor die twee shirts 2 x (€9 - €4) = €10. Als een andere duopolist vijf T-shirts verkoopt tegen dezelfde prijs, dan is zijn surplus 5 x (€9 - €4) = €25.



Slide 11 - Slide

Producentensurplus
- Volkomen concurrentie 
- MK = GTK = 4
- Collectieve aanbodlijn (bron 2)
-  Driehoek verdwijnt 
- MK constant betekent een producentensurplus van 0

Slide 12 - Slide

Totale surplus
- CS + PS
- PS daalt als concurrentie toeneemt (hoe lager de prijs, hoe lager het welbevinden van de producent)
-  CS werkt andersom (hoe lager de prijs, hoe hoger het welbevinden van de consument
- bron 3
-  Hoe lager de prijs, hoe groter het totale surplus
- prijsstijging betekent een daling van het totale surplus 
- Marktmacht en invloed op de prijs
- Hoe groter de marktmacht, hoe meer invloed op de prijs 

Slide 13 - Slide

Producentensurplus

Minimale betaling is gelijk aan de MK.
Monopolie: T-shirt van monopolist
Verschil tussen verkoopprijs en minimale prijs is € 10 − € 4 = € 6, net als de overige vijf T-shirts.
Producentensurplus voor de monopolist is: 6 × € 6 = € 36
Duopolie: T-shirts van duopolist
Aanbieder die twee T-shirts verkoopt: producentensurplus =
 q × (p − GTK) = 2 × (€ 9 − € 4) = € 10
Aanbieder die vijf T-shirts verkoopt:
 individuele producentensurplus =
 5 × (€ 9 − € 4) = € 25



Slide 14 - Slide

Aan de slag!
- Lees paragaaf 2.6 door en maak de opdrachten 1,2a/b/c,4b en 5. 

Slide 15 - Slide

Leerdoelen 2.6 
- Je kunt de marktvormen vergelijken doormiddel van hun economische doelmatigheid.
- Je kunt uitleggen wanneer een aanbieder beschikt over marktmacht. 

Slide 16 - Slide

Terugblik en afsluiting
  • Terugblik paragaaf 2.5
  • Paragaaf 2.6
  • Volgende les!
  • vragen? opmerkingen? 

Slide 17 - Slide