uitscheiding en bescherming deel 2

Sven zit in zijn t-shirt in de klas, zijn buurvrouw zet het raam open. Daardoor daalt de temperatuur en krijgt hij kippenvel. Hij vindt dat het te koud is geworden. Is de warmte afgifte door zijn lichaam groter of kleiner geworden?
A
Groter
B
Kleiner
1 / 21
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Sven zit in zijn t-shirt in de klas, zijn buurvrouw zet het raam open. Daardoor daalt de temperatuur en krijgt hij kippenvel. Hij vindt dat het te koud is geworden. Is de warmte afgifte door zijn lichaam groter of kleiner geworden?
A
Groter
B
Kleiner

Slide 1 - Quiz

Sven zit in zijn t-shirt in de klas, zijn buurvrouw zet het raam open. Daardoor daalt de temperatuur en krijgt hij kippenvel. Hij vindt dat het te koud is geworden. Zal er ook een verandering hebben plaats gevonden in zijn huid? Zo ja, welke verandering?
A
Nee.
B
Ja, de bloedvaten worden nauwer.
C
Ja, de bloedvaten worden wijder.

Slide 2 - Quiz

Sven zit in zijn t-shirt in de klas, zijn buurvrouw zet het raam open. Daardoor daalt de temperatuur en krijgt hij kippenvel. Hij vindt dat het te koud is geworden. Welke verandering heeft plaatsgevonden in de haarspiertjes van zijn huid?
A
De haarspiertjes ontspannen zich.
B
De haarspiertjes trekken zich samen.

Slide 3 - Quiz

Sven zit in zijn t-shirt in de klas, zijn buurvrouw zet het raam open. Daardoor daalt de temperatuur en krijgt hij kippenvel. Hij vindt dat het te koud is geworden. Zal er ook een verandering hebben plaatsgevondenin de productie van talg?
Zo ja, welke verandering?
A
Nee.
B
Ja, wordt meer.
C
Ja, wordt minder.

Slide 4 - Quiz

Sven zit in zijn t-shirt in de klas, zijn buurvrouw zet het raam open. Daardoor daalt de temperatuur en krijgt hij kippenvel. Hij vindt dat het te koud is geworden. Zal er een verandering hebben plaatsgevonden in de productie van zweet bij Sven? Zo ja, welke verandering?
A
Nee.
B
Ja, wordt minder.
C
Ja, wordt meer.

Slide 5 - Quiz

Sven zit in zijn t-shirt in de klas, zijn buurvrouw zet het raam open. Daardoor daalt de temperatuur en krijgt hij kippenvel. Hij vindt dat het te koud is geworden. Zal er een verandering hebben plaats gevonden in de warmteproductie in het lichaam van Sven? Zo ja, welke verandering?
A
Nee.
B
Ja, de warmteproductie wordt groter.
C
Ja, de warmte productie wordt minder.

Slide 6 - Quiz

Bij kinderen die worden ingeënt met de dktp-prik (difterie, kinkhoest, pokken en tetanus) en de BMR-prik(Bof, rode hond en mazelen)worden verzwakte ziekteverwekkers ingespoten.. Worden bij een vaccinatie antigenen ingespoten? En worden antistoffen ingespoten?
A
Alleen antigenen
B
Alleen antistoffen
C
Zowel antigenen als antistoffen

Slide 7 - Quiz

Bij kinderen die worden ingeënt met de dktp-prik (difterie, kinkhoest, pokken en tetanus) en de BMR-prik(Bof, rode hond en mazelen)worden verzwakte ziekteverwekkers ingespoten. Is hierbij sprake van natuurlijke immuniteit , actieve immunisatie of van passieve immunisatie?
A
Van natuurlijke immuniteit.
B
Van actieve immunisatie.
C
Van passieve immunisatie

Slide 8 - Quiz

Bij kinderen die worden ingeënt met de dktp-prik (difterie, kinkhoest, pokken en tetanus) en de BMR-prik(Bof, rode hond en mazelen)worden verzwakte ziekteverwekkers ingespoten. Astrid heeft beide prikken gekregen en Karin alleen de dktp. Wie heeft de grootste kans op waterpokken?
A
Astrid
B
Karin
C
Maakt geen verschil

Slide 9 - Quiz

Welke bloeddeeltjes maken antistoffen?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes

Slide 10 - Quiz

Als bij een brandwond een stukje huid moet worden getransporteerd, neemt men bij voorkeur een stukje huid dat van een ander persoon afkomstig is.
A
Juist.
B
Onjuist.

Slide 11 - Quiz

Als men een stukje huid transporteert dat van de patiënt zelf afkomstig is, voorkomt men afstotingsreacties.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Bij auto-immuunziekten worden delen van het eigen lichaam afgebroken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Xenotransplantatie is het transplanteren van een weefsel of orgaan dat van de patiënt zelf afkomstig is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Door xenotransplantatie worden gemakkelijk auto-immuunziekten opgewekt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Iemand heeft bloed groep B. Van welke bloedgroepen kan deze persoon bloed ontvangen bij een bloedtransfusie (we kijken nu even niet naar de resusfactor).
A
Alleen van bloedgroep B.
B
Alleen van bloedgroep B of O.
C
Alleen van de bloedgroeppen AB of B.
D
Of bloed van de bloedgroepen B, AB of O.

Slide 16 - Quiz

Bloed van iemand met bloedgroep AB, Rh+ wordt vergeleken met het bloed van iemand met O, RH+.
Welke overeenkomst is er tussen de bloedfactoren.
A
Bij beiden bevat het bloed geen bloedfactoren.
B
Bij beide bevat het bloed de bloedfactoren A en B.
C
Bi beide bevat het bloed de resusfactor.
D
Bij beiden bevat het bloed de bloedfactoren A en B en de resusfactor

Slide 17 - Quiz

Soms heeft een kind in de baarmoeder een ander resusfactor dan de moeder. Dit kan gevaar opleveren voor het kind.
Is de moeder in dit geval resuspositief of resusnegatief? en het kind?
A
Beide resusnegatief.
B
De moeder is resusnegatief en het kind resuspositief.
C
Beide zijn resuspositief.
D
De moeder is resuspositief en het kind resusnegatief.

Slide 18 - Quiz

Iemand heeft bloedgroep A en wil zijn nier aanbieden aan iemand met bloedgroep B. Dit kan niet omdat?
A
Bloedgroep B bevat anti-A.
B
Bloedgroep B bevat anti-B.
C
Bloedgroep B bevat antigeen-A.
D
Bloedgroep B bevat antigeen-B.

Slide 19 - Quiz

Bloed van een donor met bloedgroep O, Rh+ kan men geven aan iemand met bloedgroep A, RH+ zonder nadelige gevolgen voor de ontvanger. Wat is hiervan de oorzaak
A
de ontvanger heeft geen anti-A of anti-B.
B
De ontvanger heeft geen bloedfactor A of bloedfactor B.
C
De donor heeft geen anti-A of anti-B
D
De donor heeft geen bloedfactor A of bloedfactor B.

Slide 20 - Quiz

Dit is de laatste diagnostische toets die jullie maken voor biologie in 4 tl.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz