Luisteren 2F

Fragment 1:

Voedsel-verspilling
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1-3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Voorbijgangers worden geconfronteerd met de hoeveelheid voedsel die een gezin gemiddeld per jaar weggooit.

Hoe kan de reactie van de mensen het best worden omschreven?
A
Ze begrijpen wel waarom er zoveel voedsel wordt weggegooid.
B
Ze zeggen dat zij niet bij de groep horen die voedsel weggooit.
C
Ze zijn geschokt en geloven niet dat zij zoveel voedsel weggooien.

Slide 2 - Quiz

Begin - 02:00
Hoe wil de overheid het probleem van voedselverspilling aanpakken?
A
Het voedingscentrum gaat de houdbaarheidsdatum onder de aandacht brengen.
B
Het voedingscentrum gaat het teveel kopen van voedingsmiddelen beperken.
C
Het voedingscentrum gaat mensen attent maken op het teveel weggooien van voedsel.

Slide 3 - Quiz

Begin - 02:00
Welke oorzaken van voedselverspilling noemt de heer Van Dooren in dit fragment?

Mensen bereiden voedsel verkeerd en gooien het dan maar weg.
A
wel
B
niet

Slide 4 - Quiz

Begin tot 02:00
Welke oorzaken van voedselverspilling noemt de heer Van Dooren in dit fragment?

Mensen kopen heel vaak voedsel dat snel bederft.
A
wel
B
niet

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welke oorzaken van voedselverspilling noemt de heer Van Dooren in dit fragment?

Mensen maken meer eten klaar dan nodig is.
A
wel
B
niet

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welke oorzaken van voedselverspilling noemt de heer Van Dooren in dit fragment?

Mensen schaffen meer voedsel aan dan nodig is.
A
wel
B
niet

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat zegt de heer Van Dooren over het verschil tussen THT en TGT?
A
Als er TGT op de verpakking staat, kun je zonder gevaar het product langer dan de aangegeven datum gebruiken.
B
Als er THT op de verpakking staat, kun je het product gewoon blijven gebruiken na de aangegeven datum.
C
Er is geen verschil tussen THT en TGT en je kunt producten langer gebruiken dan de aangegeven datum op de verpakking.

Slide 8 - Quiz

01:58 - 4:02
Waarom staat er volgens de heer Timmermans een houdbaarheidsdatum op verpakkingen?
A
Deze datum geeft aan wanneer een product weggegooid moet worden.
B
Deze datum is van belang voor de veiligheid van de consument.
C
Deze datum is wettelijk verplicht gesteld.

Slide 9 - Quiz

4:02 - 5:41
In dit fragment worden twee pakken vermicelli met elkaar vergeleken.

Welke uitspraak over dit onderzoek is waar?
A
Het onderzoek kan niet goed worden uitgevoerd, want je kunt deze twee producten nooit vergelijken.
B
Het onderzoek toont aan dat voedsel dat over de datum is, veilig is.
C
Het onderzoek toont aan dat voor dit product de houdbaarheidsdatum er niet toe doet.

Slide 10 - Quiz

05:41 - einde
De reden om de houdbaarheidsdatum op de verpakking van producten te zetten, lijkt achterhaald.

Welke reden wordt in dit fragment genoemd?
A
Consumenten hebben zelf wel door als voedsel niet meer goed is.
B
Producenten van voedsel hebben hierom gevraagd bij de overheid.
C
Veel voedselproducten kunnen eigenlijk niet meer bederven.

Slide 11 - Quiz

05:41 - einde
Wat is het belangrijkste doel van dit programma?
A
Kijkers informeren over het weggooien van voedsel.
B
Kijkers informeren over houdbaarheidsdata op verpakkingen.
C
Kijkers informeren over onveilig voedsel.

Slide 12 - Quiz

Begin tot eind
6

Slide 13 - Video

This item has no instructions

02:45
Wat doet de presentator als laatste bij stap 1?
A
de cupcakes in de oven plaatsen
B
de oven voorverwarmen
C
de papieren vormen verdelen

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

02:46
Waarom moeten de eieren op kamertemperatuur zijn?
A
Anders lost de suiker niet helemaal op.
B
Anders mengt het eerste ei niet goed met het beslag.
C
Anders rijst het beslag niet helemaal goed.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

02:47
Waarom moeten de cupcakes direct in de oven?
A
omdat ze dan sneller gaar zijn
B
omdat ze niet boven de papieren vormen mogen uitkomen
C
omdat ze pas in de oven mogen rijzen

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

05:14
In stap 4 maakt de presentator een aantal varianten.

Welke varianten van de cupcake hebben een vulling?
Kies twee antwoorden.
A
Cupcake all'Italiano
B
Cupcake Chocolate Chip
C
Cupcake Citroen-Pistache
D
Cupcake Pink Lady

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

05:15
De presentator smelt de chocolade 'au bain-marie'.

Wat gebeurt er als de bovenste pan of kom het water raakt?
A
De chocolade gaat klonteren.
B
De chocolade smelt veel te snel.
C
De chocolade verbrandt.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

08:08
In dit fragment wordt uitgelegd hoe je een glazuurlaag maakt.

Wat gebeurt er volgens de presentator met de cupcakes als ze geen glazuurlaagje hebben?
A
Dan blijven ze maar twee dagen lekker.
B
Dan drogen ze eerder uit.
C
Dan wordt de houdbaarheid verlengd.

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Einde van het oefenexamen luistervaardigheid 2F

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Welke feedback heb je over deze les?
(Tips en tops)

Slide 21 - Open question

This item has no instructions