Hoofdstuk 1 2F/2G

BESTAL!
Boeken Etui Schrift Takenklapper Agenda Leesboek

1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 44 slides, with text slides.

Items in this lesson

BESTAL!
Boeken Etui Schrift Takenklapper Agenda Leesboek

Slide 1 - Slide

Lees in je leesboek. 
Boek vergeten?
Lees dan een stukje fictie of gedicht
uit het leerwerkboek.
timer
15:00
Leg je schrift/boek open op tafel, zodat ik de weektaak kan aftekenen.

Slide 2 - Slide

Jochem
Jasmijn
Jasmine
Willemijn
Sara
Jenthe
Niels
Mikay
Maarten  Carmen   Sanne B.
Nomi    Rosa      Mick
Jurre
Noor
Tess
Jens K.
Ilse
Rosalinde
Jens S.
Sanne S.
Saar
Iris
Teun
Tamara
Jesse        Isa          Nora 
Docent

Slide 3 - Slide

Lezen 1.3
- Leesstrategieën
- Tekstverbanden
- Tekstdoelen
- Onderwerp en deelonderwerp
- Hoofdgedachte
week 37

Slide 4 - Slide

1.3 LEZEN
ë
IN DEZE PARAGRAAF HERHAAL JE:
  • hoe je leesstrategieën gebruikt;
  • welke tekstdoelen en tekstvormen er zijn;  
  • hoe je tekstverbanden herkent aan signaalwoorden;
  • hoe je het onderwerp en de deelonderwerpen van een tekst vindt;
  • hoe je de hoofdgedachte vindt;

IN DEZE PARAGRAAF LEER JE:
  • wat tekstsoorten zijn.

Slide 5 - Slide

1.3 LEZEN



Schrijf vier leesstrategieën op
Groepsopdracht
Beantwoord de vragen op de wisbordjes. Overleg met elkaar en schrijf jullie antwoord groot en duidelijk op.  

Slide 6 - Slide

Leesstrategie
- verkennend lezen
  (oriënterend lezen)
- nauwkeurig lezen
- zoekend lezen
- studerend lezen

Slide 7 - Slide

1.3 LEZEN
Schrijf vier tekstverbanden op

- welke signaalwoorden horen bij die tekstverbanden?

Slide 8 - Slide

Tekstverbanden 

Slide 9 - Slide

1.3 LEZEN
Schrijf vier tekstdoelen op

- welke kenmerken horen bij die tekstverbanden? Dus hoe herken je ze?

Slide 10 - Slide

1.3 LEZEN
De schrijver wil dat je iets leert of te weten komt.
De schrijver heeft ergens een mening over en wil je overtuigen.
De schrijver wil dat je iets wel/niet gaat doen.
De schrijver wil je vermaken.

Slide 11 - Slide

1.3 LEZEN
tekstsoorten

Slide 12 - Slide

1.3 LEZEN
Maak nu H1.3 Lezen opdracht 1 t/m 8   (blz. 20 tm 25). 

Je maakt de opdrachten in je schrift, 
maar als er een schema in het boek staat, 
mag je dat in je boek invullen. 
Verwijs in je schrift dat naar het boek. 
timer
10:00

Slide 13 - Slide

Lezen 1.3
- Leesstrategieën
- Tekstverbanden
- Tekstdoelen
- Onderwerp en deelonderwerp
- Hoofdgedachte
week 38

Slide 14 - Slide

1.3 LEZEN
ë
IN DEZE PARAGRAAF HERHAAL JE:
  • hoe je leesstrategieën gebruikt;
  • welke tekstdoelen en tekstvormen er zijn;  
  • hoe je tekstverbanden herkent aan signaalwoorden;
  • hoe je het onderwerp en de deelonderwerpen van een tekst vindt;
  • hoe je de hoofdgedachte vindt;

IN DEZE PARAGRAAF LEER JE:
  • wat tekstsoorten zijn.

Slide 15 - Slide

Herhaling leerdoel 1.3
Tekstsoorten?

Slide 16 - Slide

Herhaling leerdoel 1.3
Tekstsoorten?

Slide 17 - Slide

1.3 LEZEN
Onderwerp

Slide 18 - Slide

1.3 LEZEN
Deelonderwerpen

Slide 19 - Slide

1.3 LEZEN
Belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt.
- ALTIJD 1 ZIN! 
- Je vindt de hoofdgedachte vaak in 
    inleiding en/of in het slot.

- Informatieve tekst : noem de feiten
- Betogende tekst : noem de mening en dan 
                                         het belangrijkste argument. 

Slide 20 - Slide

1.3 LEZEN

Slide 21 - Slide

1.3 LEZEN                 week 38
Maak nu H1.3 Lezen opdracht 9 t/m 14   (blz. 26 tm 29). 

Je maakt de opdrachten in je schrift!
timer
10:00
Snap je een opdracht niet? 
- lees de vraag nog een keer; wat staat er          boven? 
- lees de leertekst(en) van de paragraaf.
- sla de vraag eerst over en werk verder. 
- vraag daarna in je tafelgroep.
- vraag tot slot aan mij. 

Slide 22 - Slide

Lesplanning
week 38, les 3
  • 20 min. zelfstandig werken   aan opdrachten 1.3
  • 1.3 nakijken 
  • Introductie / uitleg 1.4
  • In tweetallen opdrachten 1.4   maken
  •  Afsluiting: herhalen                    lesdoel schrijven +                      klascode Ta!ent online

Slide 23 - Slide

Doel weblog
  • Je mening geven.
  • Anderen proberen te overtuigen      van jouw ideeën
  • Informatie geven aan anderen.
  • Anderen iets willen leren.
  • Anderen willen inspireren.
  • Dingen willen delen.
  • Anderen willen helpen.

Slide 24 - Slide

Weblog?
Web + log


Weblog


Blog

Slide 25 - Slide

Schrijftips
  •  Bij het schrijven van een weblog let je op:
  1. gevarieerde woorden;
  2. informeel taalgebruik; 
  3. verwijswoorden;
  4. signaalwoorden;
  5. juiste werkwoordtijden.

Slide 26 - Slide

1.3 LEZEN
H1.3 Lezen, opdracht 9 t/m 14   (blz. 26 tm 29). 
H1.4 Schrijven en formuleren, opdracht 5, 6 en 7  (blz. 33 tm 37)

Je maakt de opdrachten in je schrift!

Doel: Ik weet wat een weblog is en kan een weblog schrijven.
           Ik weet hoe ik de juiste werkwoordstijd gebruik.

  • (Web)blog: soort verslag, online.
  • Lees blz. 33 voor de kenmerken (duidelijke structuur, chronologische volgorde, hyperlinks,..)

timer
10:00
weektaak 38

Slide 27 - Slide

 1.5 WOORDEN


Doel: ik weet wat voor-en achtervoegsels zijn en ik leer 20 (nieuwe) woorden.


zin
geluk
koop

Slide 28 - Slide

1.5 WOORDEN
Voorvoegsels: een lettergreep voor het grondwoord (on-, her-, mis-, wan-,...)
Achtervoegsels: een lettergreep na het grondwoord (- baar, - loos, - schap,...)

Een voor- en achtervoegsel is meestal geen echt woord, maar geeft het kernwoord een andere betekenis.

                                      
on
zin
(n)ig
on
geluk
(k)ig
mis
koop
ziek

Slide 29 - Slide

Veelvoorkomende voorvoegsels
Voorbeeld

a-: niet

anti-: tegen

on-: niet

mis-: verkeerd, fout

wan-: slecht, verkeerd

her-: weer, opnieuw

ex-: niet meer

mini-: heel klein

inter-: tussen 2 of meer gebieden

asociaal

antipthie

onaardig

misdragen

wantoestand

herinrichten

ex-man

minibus

interland

Slide 30 - Slide

Veelvoorkomende achtervoegsels
Voorbeeld

-achtig: een beetje als

-baar: kan 

-loos: zonder

-vol: met veel

-arm: met weinig

-rijk: met veel

-schap: duidt een toestand aan

kinderachtig

oplosbaar

kostenloos

hoopvol

kansarm

calorierijk

zwangerschap


Slide 31 - Slide

Planning week 39
Weektaak 38, opdr. 1.3 en 1.4 af, bespreken en nakijken.

Weektaak 39, les 1
1.5 Woorden: opdrachten 1, 2, 3, 5, 6, 8, 10, 11, blz. 39-44

les 2
1.5 Woorden: opdrachten 14 en 15, blz. 44-45 + Talent online

Les 3
1.7 Grammatica: opdrachten 1 t/m 6, blz. 50 - 63



Slide 32 - Slide

in elke zin!
soms

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

wederkerend werkwoord
Sommige werkwoorden zijn verplicht wederkerend; ze moeten altijd een wederkerend voornaamwoord bij zich hebben. 
Zich vergissen is bijvoorbeeld verplicht wederkerend: een zin als 'Jij vergist' is niet mogelijk. Andere voorbeelden zijn:         zich schamen, zich verslikken, zich aanstellen.

Andere werkwoorden komen soms wederkerend voor. 
hij wast zich   -   jij  wast de hond
hij scheert zich   -   hij scheert de klant


Woorden die bij het werkwoordelijk gezegde horen zijn:
me, je, u, zich, ons 

Slide 35 - Slide

Planning week 40
                                                                                                        Weektaak 39 - vragen? 
les 1: uitleg wg met wederkerend werkwoord
1.7 grammatica: opdrachten 7, 10, 11, 12, 14abc, 15, blz. 54-58

les 2: nakijken en check Talent online
Talent online

Les 3: spelling van werkwoorden t.t. en v.t. (herhaling)
1.8 spelling: opdrachten 1, 2, 3, 5 blz. 65 - 69

Toets H1: Maandag 14 oktober (2F) Dinsdag 15 oktober (2G)



Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Planning week 39
Weektaak 38, opdr. 1.3 en 1.4 af, bespreken en nakijken.

Weektaak 39, les 1
1.5 Woorden: opdrachten 1, 2, 3, 5, 6, 8, 10, 11, blz. 39-44

les 2
1.5 Woorden: opdrachten 14 en 15, blz. 44-45 + Talent online

Les 3
1.7 Grammatica: opdrachten 1 t/m 6, blz. 50 - 63



Slide 38 - Slide

Planning week 41
Les 1: werkwoordspelling
1.8 spelling: opdr. 6, 7, 9 en 10, blz. 62+63

Les 2: leestekens
Alles nakijken en aftekenen (1.9 slaan we over) + Talent online!

Les 3: toets H5 inzien/bespreken


Toets H1: maandag 14 oktober



Slide 39 - Slide

persoonsvorm
JA
NEE
             T.T.
ik                  hak (je)
jij/hij/zij/het hakt
wij                 hakken
              V.T.
hakte             (de)
hakte             (de)
hakten           (den)
alle andere werk-
woorden: vd, td, otd:

gebruik:
- Verlegproef
- 'T eX KoFSCHiP

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

leestekens
Neem zin A en B over in je schrift en gebruik de juiste leestekens/hoofdletter:

A. Toen hij onverwacht van zijn vader een brommer kreeg dacht hij wil ik zo’n        vieze stinkende milieuvervuiler wel hebben

B. Tijdens de wiskundeles riep de docent uit omdat ik als huiswerk voor                   maandag 10 opdrachten opgeef hebben jullie vast een heerlijk weekend

Slide 42 - Slide

Antwoorden leestekens
A  Toen hij onverwacht van zijn vader een brommer kreeg, dacht hij: wil ik               zo’n vieze, stinkende milieuvervuiler wel hebben? (4x)
b  Tijdens de wiskundeles riep de docent uit: ‘Omdat ik als huiswerk voor               maandag 10 opdrachten opgeef, hebben jullie vast een heerlijk weekend!’       (6x)  
              maximumscore:2 pt.
              0,2 pt. per correct geplaatst leesteken of hoofdletter
           –0,2 pt. als in zin a wil met een hoofdletter is gespeld en/of als de                            gedachte tussen aanhalingstekens is geplaatst.


Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide