spelling 22-10

1 / 11
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Voorbeeld:
Ander woord voor
goed.
A
fout
B
beter
C
verkeerd
D
juist

Slide 2 - Quiz

Overplaatsen
A
Eten brengen
B
Naar een andere plek brengen
C
Naar dezelfde plek brengen
D
Iemand op zijn plaats zetten

Slide 3 - Quiz

Wanneer gebruik je:
met andere woorden?
A
Als je iets anders wilt vertellen op dezelfde manier.
B
Als je hetzelfde wilt vertellen op een dezelfde manier.
C
Als je hetzelfde wilt vertellen op een andere manier.
D
Als je iets anders wilt vertellen op een andere manier.

Slide 4 - Quiz

Uit elkaar halen
Iets afbreken
Bij elkaar brengen
Gevoelloos maken voor pijn
verenigen
slopen
verdoven
scheiden

Slide 5 - Drag question

Iets herstellen
A
het onderkomen
B
hartverscheurend
C
opknappen
D
slopen

Slide 6 - Quiz

Er ontzettend verdrietig van worden
A
wijken
B
hartverscheurend
C
scheiden
D
geen poot meer verzetten

Slide 7 - Quiz

Als ergens veel mensen op afkomen.
A
druk
B
wijken
C
toestromen
D
verenigen

Slide 8 - Quiz

Hij verzette geen poot meer
A
Hij liep rond
B
Hij stopte met rennen
C
Hij viel in slaap
D
Hij bleef op dezelfde plek

Slide 9 - Quiz

Wijken
A
Uit de weg gaan
B
In de weg lopen
C
Er naar toe gaan
D
Aan de kant gaan

Slide 10 - Quiz

Klaar!
Tijd over?
dan gaan jullie verder op Bon.lo
Einde!
Tijd over?
Ga nu verder op Bloon

Slide 11 - Slide