Woordenschat blok 2.1

1 / 13
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Voorbeeld:
Ander woord voor
goed.
A
fout
B
beter
C
verkeerd
D
juist

Slide 2 - Quiz

Overplaatsen
A
Eten brengen
B
Naar een andere plek brengen
C
Naar dezelfde plek brengen
D
Iemand op zijn plaats zetten

Slide 3 - Quiz

Uit elkaar halen
Iets afbreken
Bij elkaar brengen
Gevoelloos maken voor pijn
verenigen
slopen
verdoven
scheiden

Slide 4 - Drag question

Iets herstellen
A
het onderkomen
B
hartverscheurend
C
opknappen
D
slopen

Slide 5 - Quiz

Er ontzettend verdrietig van worden
A
wijken
B
hartverscheurend
C
scheiden
D
geen poot meer verzetten

Slide 6 - Quiz

Als ergens veel mensen op afkomen.
A
druk
B
wijken
C
toestromen
D
verenigen

Slide 7 - Quiz

Hij verzette geen poot meer
A
Hij liep rond
B
Hij stopte met rennen
C
Hij viel in slaap
D
Hij bleef op dezelfde plek

Slide 8 - Quiz

Wijken
A
Uit de weg gaan
B
In de weg lopen
C
Er naar toe gaan
D
Aan de kant gaan

Slide 9 - Quiz

Slim plan
In het begin
Moeilijker maken
Langzamerhand
Bemoeilijken
Gaandeweg
Aanvankelijk
De list

Slide 10 - Drag question

Er een potje van maken
A
Leren van je fouten
B
Iets helemaal verknoeien
C
Eten koken
D
Proberen iets tegen te gaan

Slide 11 - Quiz

Berusten in
A
In het begin
B
Mensen bang maken
C
Proberen iets tegen te houden
D
Accepteren dat iets niet veranderd kan worden

Slide 12 - Quiz

Door schade en schande wijs worden
A
Leren van je fouten en mislukkingen
B
Iemand minder verdrietig maken
C
Mensen bang maken
D
Niet leren van je fouten en mislukkingen

Slide 13 - Quiz