H2E questions & negative sentences -1

H2E questions & negative sentences
1 / 39
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with text slides.

Items in this lesson

H2E questions & negative sentences

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Afspraken
Je zit op een vaste plek.
Je steekt je vinger op als je een vraag hebt/iets wilt zeggen.
Huiswerk en materialen zijn in orde.
Als je zelfstandig aan het werk ben, ben je stil aan het werk.

2e waarschuwingen, 3e waarschuwing nablijven.

Slide 3 - Slide

Afspraken
Je zit op een vaste plek.
Als de juf praat ben je stil.
Je kijkt/zit recht en kijkt naar het bord/de juf.
Je steekt je vinger op als je een vraag hebt/iets wilt zeggen.
Huiswerk en materialen zijn in orde.
Als je zelfstandig aan het werk ben, ben je stil aan het werk.
2e waarschuwingen, 3e waarschuwing nablijven.

Slide 4 - Slide

'to be'
1. You ... very attractive.
2. They ... always very nice to me.
3. My sister ... happy.
4. I ... fond of cats. 
5. Jim and John ... best friends.

Slide 5 - Slide

'to do'
1. Jane and Lisa .... the washing.
2. I ... go to school every day.
3. They.....start early in the morning.
4. She... go shopping every weekend. 
5. You ... look good.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Nakijken huiswerk
Wat: 
blz. 80/81 opdrachten 1, 2, 3, 4  

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Aan het einde van de les

kan ik zinnen vragend maken.

Slide 11 - Slide

'to be'
1. You ... very attractive.
2. They ... always very nice to me.
3. My sister ... happy.
4. I ... fond of cats. 
5. Jim and John ... best friends.

Slide 12 - Slide

'to be'
1. You are very attractive.
2. They are always very nice to me.
3. My sister is happy.
4. I am fond of cats. 
5. Jim and John are best friends.

Slide 13 - Slide

'to do'
1. Jane and Lisa .... the washing.
2. I ... go to school every day.
3. They.....start early in the morning.
4. She... go shopping every weekend. 
5. You ... look good.

Slide 14 - Slide

'to do'
1. Jane and Lisa do the washing.
2. I do go to school every day.
3. They do start early in the morning.
4. She does go shopping every weekend. 
5. You do look good.

Slide 15 - Slide

ja/nee-vragen
Zoals de naam al zegt, zijn ja/nee-vragen, vragen die je met ja of nee kunt beantwoorden.

Are you in my class? - Yes, I am.

Can you get me a drink? - No, I can't. 

Slide 16 - Slide

ja/nee-vragen met am, are, is en can
Wanneer am, are, is of can in de zin staat, kun je een vraagzin maken door am, are, is en can  vooraan in de zin te zetten. 

They are the students.                               - Are they the students?
She is really nice.                                          - Is she really nice?
I can eat a lot of food.                                 - Can I eat a lot of food?
We can go to the cinema.                         - Can we go to the cinema?


Slide 17 - Slide

Ja/nee-vragen met andere werkwoorden
Je gebruikt do of does om een vraagzin te maken met alle andere werkwoorden. 
Na do of does komt de persoon/personen, en dan het hele werkwoord.
Bijvoorbeeld:
  • Do you like to play a game?
  • Do they walk with the dog often?
  • Does she like them?
  • Does it have tentacles?

Slide 18 - Slide

Quick practise
Stepping Stones

Do exercise 34, 35, 36 (page 108, 109)
Help: Grammar 4 (page 109)
How: alone

Done: ?

timer
5:00

Slide 19 - Slide

Recap
Hoe maak je een zin vragend in het Engels?

Slide 20 - Slide

Afspraken
Je zit op een vaste plek.
Als de juf praat ben je stil.
Je kijkt/zit recht en kijkt naar het bord/de juf.
Je steekt je vinger op als je een vraag hebt/iets wilt zeggen.
Huiswerk en materialen zijn in orde.
Als je zelfstandig aan het werk ben, ben je stil aan het werk.
2e waarschuwingen, 3e waarschuwing, lokaal verlaten en nablijven.

Slide 21 - Slide

Which one does not belong?

Slide 22 - Slide

These do not belong
1. green apple
2. watermelon (grows on the floor, not on a tree)
3. lemon (sour)

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

which pictures do not belong?

Slide 25 - Slide

Does she like her dinner?

Slide 26 - Slide

Aan het einde van de les

kan ik zinnen negatief maken.

Slide 27 - Slide

negations​
ontkenningen

Slide 28 - Slide

Ontkenningen (not/n't)
In een ontkennende zin staat in het Engels het woordje not of n't in de zin. Bij am, are, is en can krijg je dan:
  • They are the students.              - They are not/aren't students.
  • She is really nice.                         - She is not/isn't nice.
  • I can eat a lot of food.                - I cannot/can't eat a lot of food.
  • We can go to the cinema.       - We cannot/can't go to the cinema. 

Slide 29 - Slide

Ontkenningen (don't/doesn't)
Als je wilt zeggen dat iets niet zo is, gebruik is don't of doesn't. Deze twee komen tussen de persoon en het werkwoord.
Bijvoorbeeld:
  • I have a dog.                                            - I don't have a dog.
  • We like that teacher.                            - We don't like that teacher.
  • He likes coffee.                                      - He doesn't like coffee.
  • It wags its tail.                                        - It doesn't wag its tail. 

Slide 30 - Slide

Grammar – to be (zijn) - negations​
Ik ben niet
I am not​
Jij bent niet
You are not​
Hij is niet
He is not​
Zij is niet
She is not​
Het is niet
It is not​
Wij zijn niet
We are not​
Jullie zijn/ U bent niet
You are not​
Zij zijn niet
They are not

Slide 31 - Slide

Negations to be - Short versions
Ik ben niet
I'm not​
Jij bent niet
You're not​ - You aren't
Hij is niet
He's not​ - He isn't
Zij is niet
She's not​ - She isn't
Het is niet
It's not​ - It isn't
Wij zijn niet
We're not​ - We aren't
Jullie zijn/ U bent niet
You're not​ - You aren't
Zij zijn niet
They're not - They aren't

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

https://www.youtube.com/shorts/kkhpF3jbf8A?feature=share
https://www.youtube.com/shorts/lADV33JB1DE?feature=share
https://www.youtube.com/shorts/uyQRAcuQjos?feature=share


Slide 34 - Slide

Quick practise
Stepping Stones

Do exercise 37, 38, 39 Page 109, 110, 111.
Help: Grammar 5 (page 110)
How: alone

Done? Think of some famous people
timer
12:00

Slide 35 - Slide

Who am I (yes/no)
In tweetallen
1 persoon bedenkt een persoon
de andere persoon raadt wie het is.
Zinnen kunnen beginnen met:
- Are you ...
- Do you....

Slide 36 - Slide

https://www.teachingtime.co.uk/tasters/setwordsdemof.html
https://www.teachingtime.co.uk/tasters/rndtimesdemo.html



Slide 37 - Slide

Recap
What did you do today?
Wat heb je geleerd vandaag?
Hoe maak je een zin vragend?
Hoe maak je een ontkennende zin?

Slide 38 - Slide

H2E questions & negative sentences

Slide 39 - Slide