Hoofdstuk 2.1

1 / 27
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Begrippen
chartaal geld: Geld in de vorm van munten en bankbiljetten.
giraal geld: Het bedrag wat op je bankrekening staat.
indirecte ruil: ruilen waarbij geld als ruilmiddel word gebruikt. Je koopt iets.
directe ruil: je ruilt een goed of dienst tegen iets anders zonder dat er geld is gebruikt.
elektronisch betalen: betalen via internet, bankpas of telefoon.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

2. Gaat het om een chartaal of giraal geld?
Chartaal geld
Giraal geld
Je koopt een hoesje voor je telefoon. Bij de kassa pin je € 15,-.
Sven koopt online een paar nieuw sneakers
Aya koopt een cadeau ze betaald met een briefje van € 10,-.
De oma van Omar koopt voor hem een voetbal in een webwinkel. Ze betaalt met ideal.

Slide 6 - Drag question

3a. Kies het juiste woord.
als je geld pint bij een pinautomaat, dan ... jou hoeveelheid giraal geld.
A
daalt
B
stijgt
C
blijft gelijk

Slide 7 - Quiz

3b. Kies het juiste woord.
Als je geld pint bij een pinautomaat, dan ... jouw hoeveelheid chartaal geld.
A
daalt
B
stijgt
C
blijft gelijk

Slide 8 - Quiz

5a. Nikki gaat een dagje shoppen. Aan het einde van de dag heeft ze € 98 op haar bankrekening staan. Ze betaalt die dag alleen met haar pinpas.
a. betaalt Nikki giraal of chartaal?

Slide 9 - Open question

6. Is dit directe ruil of indirecte ruil?
Directe ruil
Indirecte ruil
je koopt een nieuwe telefoon. Je betaalt hem meteen.
Je vader koopt op marktplaats een auto. Hij betaalt he via de bank.
Je krijgt van je vriend een fiets en geeft hem er een PlayStation voor terug. 

Slide 10 - Drag question

7a. Wat doen banken om betalingen goed te laten verlopen?

Slide 11 - Open question

7b. Wat kun je zelf doen om veilig te betalen?

Slide 12 - Open question

8. vul de juiste woorden in. Kies uit: betaalautomaat - geldautomaat - pincode - pinpas - saldo.
Je ziet op de app van je bankrekening dat je ...1... gedaald is. Dat komt omdat je met jouw ...2...geld hebt opgenomen bij de ...3.... Gelukkig kun je je geheime ...4... makkelijk onthouden. Als je kleren koopt in de stad, betaal je meestal bij een ...5...

Slide 13 - Open question

11a. Hoe groot was het gemiddelde bedrag dat gepind werd in 1999 en hoe groot was het in 2015?

Slide 14 - Open question

11b. Bereken het verschil tussen het bedrag van 1999 en 2015

Slide 15 - Open question

11c. Was het gemiddelde bedrag in 2015 groter of kleiner dan in 1999?

Slide 16 - Open question

12. De banken verwachten dat het gemiddelde bedrag dat per maand gepind word in 2016 met 5,8% zal dalen ten opzichte van 2015. Bereken hoe groot dan het gemiddelde pinbedrag in 2016 is.

Slide 17 - Open question

Rekenopdrachten 
nieuw saldo berekenen
nieuw saldo = oud saldo + ontvangsten - uitgaven

Slide 18 - Slide

Als je geld ontvangt, of als je geld uitgeeft, verandert je saldo. Bereken in het overzicht de ontbrekende bedragen.

Slide 19 - Open question

Op je bankrekening staat € 751. Je ontvangt op je rekening €44. Aan het eind van de week staat er € 231 op je rekening. Reken uit hoeveel je via je bankrekening hebt uitgegeven.

Slide 20 - Open question

Plus vragen
De vragen met een paarse stip zijn plus vragen
De vragen mag je maken als je de andere opdrachten af hebben.

Slide 21 - Slide

Noem een voorbeeld van directe ruil.

Slide 22 - Open question

Noem een voorbeeld van indirecte ruil.

Slide 23 - Open question

Noem een voordeel van contactloos betalen.

Slide 24 - Open question

noem een nadeel van contactloos betalen.

Slide 25 - Open question

Marsha heeft op haar betaalrekening een saldo van € 18,60. Ze heeft € 180 op haar spaarrekening. Ze maakt € 17,50 over naar haar spaarrekening.
a. Wat is aan het einde van de maand het saldo op haar spaarrekening?

Slide 26 - Open question

Marsha heeft op haar betaalrekening een saldo van € 18,60. Ze heeft € 180 op haar spaarrekening. Ze maakt € 17,50 over naar haar spaarrekening.
b. Hoeveel staat er op haar spaarrekening

Slide 27 - Open question