Samenvatting thema 4

Vandaag
  1. Start herhaling thema 4 - waarnemen
  2. Ga naar teams en open de samenvatting over thema 4
  3. Inloggen in LessonUp
  4. Opdracht en Afsluiting
1 / 47
next
Slide 1: Slide
Nask / BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vandaag
  1. Start herhaling thema 4 - waarnemen
  2. Ga naar teams en open de samenvatting over thema 4
  3. Inloggen in LessonUp
  4. Opdracht en Afsluiting

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
  • Ga naar teams en open de samenvatting over thema 4
    (documenten - general - thema 4)

  • Log daarna in in LessonUp


Slide 2 - Slide

Let op! Zorg dat je eigen link er in zet, voor je eigen klas. Dus maak eerst een klas aan. Je kunt de link ook delen via teams in de chat. Is nog makkelijker. 
Laat leerlingen niet inloggen via de pin, want dan kun je ze niet volgen.
Aan het eind van 4.1 kun je:
  • de 5 belangrijkste zintuigen noemen en vertellen wat je er mee waarneemt
  • de onderdelen van het zenuwstelsel noemen met hun functies
  • het verschil noemen tussen een bewuste reactie en een reflex
  • vertellen wat gewenning en drempelwaarde betekent. 
  • uitleggen wat een sensor doet en een voorbeeld noemen


Slide 3 - Slide

This item has no instructions


1 Met je . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . kun je prikkels uit je omgeving opvangen.

2 Johan vindt tomatensoep lekker. Ans heeft liever groentesoep. Johan en Ans hebben een verschillende . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 

3 Om een prikkel waar te nemen, moet deze sterk genoeg zijn. Met andere woorden: de . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . moet gehaald worden.

4 Als een prikkel lange tijd aanhoudt, kan er . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ontstaan.

5 Wanneer je iets bewust waarneemt, gebruik je je . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .



 drempelwaarde
gewenning
hersenen
smaak
 zintuigen

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

4 Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste volgorde.
De impuls van de zintuigcellen komt in de hersenen van Hans aan.




De zintuigcellen in zijn ogen zetten de prikkel om in een elektrisch stroompje (impuls).
Een zenuw geleidt de impulsen voort.
Hans staat voor een etalage. Daarin ziet Hans een te gekke broek. 
Hans wordt zich bewust van de prikkel: hij neemt de broek waar.

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Met welk onderdeel van het lichaam van een mens is een sensor te vergelijken?

A
Met de hersenen.
B
Met een spier.
C
Met een zenuw.
D
Met een zintuig.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een reflex?


A
Een bewuste, snelle reactie op een prikkel.
B
Een onbewuste, snelle reactie op een prikkel.
C
Een onbewuste, trage reactie op een prikkel.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Aan het eind van 4.2 kun je
  • in een tekening van de huid de verschillende onderdelen aangeven en de functies erbij noemen;
  •  het verschil tussen jeugdpuistjes en mee-eters noemen en vertellen hoe deze ontstaan;
  • uitleggen dat UV-straling goed kan zijn, maar ook wat de risico's hiervan zijn en hoe je de risico's kunt verkleinen
  • van een aantal dieren (vissen, nachtdieren, insecten) vertellen hoe zij kunnen voelen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions


Welk onderdeel van de huid maakt een stof die huid en haren soepel houdt?
A
kiemlaag
B
zweetklier
C
huidcellen
D
talgklier

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

In welke deel van de huidlaag wordt een tatoeage gezet?
A
Opperhuid
B
Lederhuid
C
Onderhuids bindweefsel

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Onderdelen van de huid
Talg
bloedvat
Haar
Kiemlaag
Haarzakje
Haarspiertje
Hoornlaag
vetweefsel
Zweetklier
Talgklier

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Chantal heeft een schaafwond en alleen de hoornlaag is beschadigd.
Heeft hij pijn en zal het wondje bloeden?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Aan het eind van 4.3 kun je:
  • beschrijven hoe een geur wordt waargenomen en wat de functies van geuren zijn.
  • uitleggen dat je neus ook als filter werkt.
  • de bouw van de neus en tong beschrijven en de functies van enkele onderdelen noemen
  • uitleggen dat mensen met een reukstoornis minder goed kunnen ruiken.
  • uitleggen hoe het smaakzintuig werkt. Ook kun je uitleggen dat je om te proeven ook reuk nodig hebt.
  • enkele oorzaken noemen waardoor je een onaangename lichaamsgeur afgeeft en manieren om dit tegen te gaan.
  • uitleggen dat er ook sensoren ontwikkeld zijn die een apparaat kunnen laten ruiken.
  • met enkele voorbeelden aangeven hoe dieren hun reukorgaan gebruiken. Ook kun je uitleggen hoe mensen gebruik kunnen maken van het reukvermogen van honden.




Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Waarom is ademen door de neus gezonder dan door de mond te ademen? Geef 4 redenen.

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Aan het eind van 4.4 kun je:
  • vertellen hoe geluid ontstaat en welk soort geluidsbronnen er zijn
  • de onderdelen van het oor benoemen en de daarbij behorende functies;
  • vertellen waarmee je trillingen zichtbaar kunt maken
  • vertellen wat frequentie en frequentiebereik is en de frequentie berekenen
  • uitleggen wat geluidsnelheid is, wat tussenstof hiermee te maken heeft en geluidsnelheid berekenen 
  • uitleggen waarom muziekinstrumenten gestemd moeten worden en wanneer je hoge en lage tonen bij een muziekinstrument hebt.   
  • een schermopname met behulp van knipprogramma als plaatje opslaan. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Geluidssterkte is een grootheid.      

 
Bij een audiogram geef je zelf jouw gehoordrempel aan.

Het ruisen van de zee is een kunstmatige geluidsbron.

waar
niet waar
niet waar
waar
waar
niet waar

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

In de figuur zie je twee keer het
beeldscherm van een oscilloscoop.
De breedte van het scherm is steeds
1 seconde. Waar zie je het geluid
met de laagste toon?

A

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Hoe bereken je de frequentie en in welke eenheid wordt deze weergegeven?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Als de buis van een dwarsfluit langer wordt gemaakt dan wordt de trillingsfrequentie .................              (a of b)
en de toonhoogte ..........................        (c of d)
hoger
lager
hoger
lager

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

De trillingstijd van een golf is 45 milliseconden. Hoe groot is de frequentie? Laat je berekening zien en geef je antwoord in 1 decimaal nauwkeurig

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

De frequentie van een toon is 600 Hz. Hoe lang is de trillingstijd in ms?
Geef je berekening en je antwoord in 2 decimalen nauwkeurig.

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Bereken de frequentie van deze
golf in Hz
geef je berekening met 1 decimaal
nauwkeurig

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Opdracht
Check in Vita - online welke opdrachten je nog niet hebt gemaakt van thema 4.1 tm 4.8 en maak eventueel de vragen die nog open staan.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Aan het eind van 4.5 kun je:
  • vertellen wat geluidsterkte is en hoe geluidsterkte gemeten wordt;
  • vertellen hoe je gehoor kan beschadigen en hoe je dit kunt voorkomen;
  • uitleggen wat er gebeurt bij een tijdelijke gehoorverlies
  • wat gehoorschade en lawaaischade is, hoe dit kan ontstaan en voorkomen kan worden


  • samenwerken in een gedeeld Word-bestand;
  • afbeeldingen bewerken en voorzien van een bijschrift;
  • een flyer maken met Word; 




Slide 24 - Slide

This item has no instructions

In het diagram zie je de grafieken van de pijngrens en de gehoordrempel.
Is de volgende stelling juist of onjuist?

De gehoorgrens heeft bij alle frequenties dezelfde waarde.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

In de afbeelding zie je vier verschillende beelden van een oscilloscoopscherm. De oscilloscoop heeft vier keer dezelfde instelling.
Welke twee beelden geven de geluiden met de grootste geluidssterkte weer?
A
beeld A
B
beeld B
C
beeld C
D
beeld D

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Een stemvork met een dunne stift aan het uiteinde wordt van links naar rechts over een beroete glasplaat getrokken. Dit gebeurt met constante snelheid. De trilling dooft daarbij snel uit.
In welk van de vier figuren is dit het beste weergegeven?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer krijg je direct gehoorschade?
A
90 dB
B
60 dB
C
130 dB
D
140 dB

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Aan het eind van 4.6 kun je:
  • uitleggen wat er gebeurt als je waarneemt door te zien.
  • verschillende delen van het oog benoemen met kenmerken en functies.
  • aangeven hoe op het netvlies een scherp beeld wordt gevormd en hoe dit beeld leidt tot waarneming
  • vertellen hoe we diepte kunnen zien.
  • aangeven hoe gezichtsbedrog werkt.
  • aangeven hoe je ogen worden beschermd met hun kenmerken.
  • uitleggen hoe de pupilreflex werkt.
  • eigenschappen van licht en lichtbronnen noemen
  • uitleggen wat de spiegelwet is en toepassen.




Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Welk onderdeel van het oog is het lichtzintuig?
A
Hoornvlies
B
Vaatvlies
C
Netvlies
D
Gele vlek

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Stap 7
Stap 8
Stap 9
Licht komt van de zon
Licht weerkaatst van een appel
Het licht gaat door het hoornvlies
Het licht gaat door de pupil
Het licht gaat door de lens
Het licht gaat door het glasachtig lichaam
Het licht komt op het netvlies
Er gaat een impuls naar de hersenen
Je ziet de appel

Slide 31 - Drag question

This item has no instructions

Je kijkt naar je laptopscherm, is de lens bol of plat? En is het straallichaam ontspannen of samengetrokken?
A
Bol + samengetrokken
B
plat + samengetrokken
C
Bol + ontspannen
D
Plat + ontspannen

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noem je het groter en kleiner worden van de pupil?
A
oogreflex
B
pupilreflex
C
accomoderen
D
accomodatiereflex

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet het als de lens van vorm veranderd?
A
pupilreflex
B
accomoderen
C
decentraliseren
D
centraliseren

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Nummer 4 is ?
A
netvlies
B
iris
C
hoornvlies
D
pupil

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Om kleuren te zien, zitten er op je netvlies 3 soorten ...
A
kogeltjes
B
streepjes
C
driehoekjes
D
kegeltjes

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Aan het eind van 4.7 kun je:
  • uitleggen wat een spectrum is. Ook kun je aangeven hoe licht kleur geeft aan een voorwerp.
  • Je kunt twee typen zintuigcellen in het oog en hun functies noemen
  • uitleggen wat kleurenblindheid is.
  • aangeven wat fosforescentie en fluorescentie is




Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Een regenboog bevat alle kleuren. Hoe noem je deze reeks kleuren?
A
spectrum
B
kleurenboog
C
plectrum
D
lichtreeks

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Oranje
Geel
Rood
Blauw
Violet
Groen

Slide 39 - Drag question

This item has no instructions

Een rood voorwerp absorbeert rood licht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Een kamer heeft een blauwe muur. Het is helemaal donker in de kamer. Er is alleen een gele lamp aan. Welke kleur zie je?
A
wit
B
blauw
C
geel
D
zwart

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Je hebt een wit T-shirt aan met rode letters er op. Wat zie je als er alleen groen licht is?
A
wit T-shirt met groene letters
B
groen T-shirt met zwarte letters
C
hele T-shirt is groen
D
wit T-shirt met zwarte letters

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Welke kleur licht wordt door een groen filter doorgelaten?
A
alleen rood
B
alle kleuren licht
C
alleen groen licht
D
groen en rood licht

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

wat gebeurt er met de kleuren licht die niet door een filter worden doorgelaten?
A
deze worden door het filter weerkaatst
B
deze worden door het filter geabsorbeerd
C
deze krijgen de zelfde kleur als het filter

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Wat is niet waar als het om fluorescentie gaat
A
Drukinkt is de lichtbron
B
worden aan wasmiddel en tandpasta toegevoegd
C
fluorescent is een kleur
D
snelheid van 300 000 km/s

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

opdracht
start huiswerk: leren thema 4 - volgende week donderdag proeftoets in Quayn.

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Aan het eind van 4.8 kun je:
  • vier soorten straling/licht noemen, voor- en nadelen ervan en verschillende toepassingen;
  • verschil tussen ultrasoon en infrasoon geluid noemen met voorbeelden
  • uitleggen hoe echografie en sonar werkt.


  • een PowerPointpresentatie maken in een groepje
  • tabellen, tekstvakken, diagrammen, video's en afbeeldingen invoegen in een PowerPoint;
  • jouw PowerPointpresentatie presenteren, delen en downloaden




Slide 47 - Slide

This item has no instructions