In het Nederlands hebben we koppelwerkwoorden:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen
het dunkt mij = het lijkt mij
dat komt mij verdacht voor = dat lijkt mij verdacht
Als je deze uit je hoofd leert, kan het makkelijker worden om het naamwoordelijk gezegde te herkennen.
trucje!