DEF@ctO | A2>B1 | les 28 | deel A | lezen | bijsluiter

Nieuw logo
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsLezen+1Beroepsopleiding

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Introduction

Doel: ik kan een bijsluiter lezen en begrijpen. Ik kan etiketten op medicijnen lezen en begrijpen.

Instructions

Een bijsluiter is een bijzondere instructietekst. Deze heeft namelijk een afwijkende opbouw.
Eerst leren de leerlingen hoe ze een etiket op medicijnen moeten lezen. Daarna leren ze alles over bijsluiters.

Instructions

Items in this lesson

Nieuw logo

Slide 1 - Slide

Bezoek ook eens onze website
les 28 deel A
 lezen
Doel: ik kan een bijsluiter lezen en begrijpen.
Ik kan etiketten op medicijnen lezen en begrijpen.

Slide 2 - Slide

Bespreek de doelen van deze les

Bron afbeelding

Op de etiketten van medicijnen staat veel informatie. 
Hoe moet je zo'n etiket lezen?
Kijk naar het uitlegfilmpje

Slide 3 - Slide

Kijk naar de video over hoe je een etiket op medicijnen moet lezen.


Lees dit etiket.
Hoeveel tabletten moet mijnheer Jansen per keer innemen?
A
dat kun je niet weten
B
2 tabletten
C
1 tablet

Slide 4 - Quiz

Antwoord B: 2 tabletten.
Bron opdracht.

Lees dit etiket.
Wat is goed?
A
Je mag niet autorijden als je deze tabletten gebruikt.
B
Je mag alleen water drinken als je deze tabletten gebruikt.
C
Je moet deze tabletten heel inslikken met water.

Slide 5 - Quiz

Antwoord B: Je mag alleen water drinken als je deze tabletten gebruikt.
Bron opdracht.

Lees dit etiket.
Wat is goed?
A
Dit medicijn moet je precies zo innemen als op het etiket staat.
B
Dit medicijn moet je bij het eten innemen.
C
Dit medicijn moet je 2x per dag innemen.

Slide 6 - Quiz

Antwoord A: Dit medicijn moet je precies zo innemen als op het etiket staat.
Bron opdracht.

Hoeveel tabletten heeft mevrouw Scheun gekregen?
A
90
B
21
C
25

Slide 7 - Quiz

Antwoord A: 90.
Bron opdracht.

Lees dit etiket.
Wat is dit voor soort medicijn?
A
een zalf
B
tabletten
C
poeders

Slide 8 - Quiz

Antwoord A: een zalf.
Bron opdracht.

Lees dit etiket.
Waarom moet mijnheer Jansen zijn handen wassen?
A
omdat er hormonen in zitten
B
omdat de zalf erg vet is
C
dat staat nergens

Slide 9 - Quiz

Antwoord C: dat staat nergens.
Bron opdracht.

Lees dit etiket.
Wat moet mijnheer Jansen na drie weken doen?
A
helemaal stoppen met het smeren van de zalf
B
een week rust nemen en niet gaan werken
C
gedurende één week geen zalf meer smeren

Slide 10 - Quiz

Antwoord C: gedurende één week geen zalf meer smeren.
Bron opdracht.

Lees dit etiket.
Wat betekent: kan het reactievermogen verminderen?
A
dat je er geen alcohol bij mag gebruiken
B
dat je niet mag autorijden als je het gebruikt
C
dat je minder snel reageert en dus moet oppassen in het verkeer

Slide 11 - Quiz

Antwoord C: dat je minder snel reageert en dus moet oppassen in het verkeer.
Bron opdracht.

Lees dit etiket.
Hoeveel milligram (mg) mag mijnheer Jansen maximaal gebruiken per dag?
A
500 mg
B
dat kun je niet weten
C
1000 mg

Slide 12 - Quiz

Antwoord C: 1000 mg.
Bron opdracht.
Wat is een bijsluiter?

Slide 13 - Slide

Bron uitleg.
Bijsluiter lezen - 1

Slide 14 - Slide

Bron uitleg.
Bijsluiter lezen - 2

Slide 15 - Slide

Bron uitleg.
Lees onderstaande bijsluiter

Slide 16 - Slide

Bron: ‘Lees mee >> NT2’ - F. van der Maden en D. Pijpker (Diataal & Edutekst 2016),
Tekstenboek p. 51.


Wat is een ander woord voor tablet?
A
drankje
B
zalfje
C
pil
D
medicijn

Slide 17 - Quiz

Antwoord C: pil.

Wat betekent 'met een maximum van 6 tabletten per 24 uur'?
A
Je mag in 24 uur niet meer dan 6 tabletten innemen.
B
Je mag in 24 uur niet minder dan 6 tabletten innemen.
C
Je moet in 24 uur 6 tabletten innemen.
D
Je moet elke 24 uur 6 tabletten tegelijk innemen.

Slide 18 - Quiz

Antwoord A: je mag in 24 uur niet meer dan 6 tabletten innemen.

Waar koop je paracetamol?
A
apotheek
B
drogist
C
boekhandel
D
supermarkt

Slide 19 - Quiz

Antwoord B: drogist. 
Leg uit dat je medicijnen waarvoor je geen recept nodig hebt bij de drogist koopt. Naar de apotheek ga je alleen als je medicijnen moet hebben die de dokter heeft voorgeschreven.

Wat betekent '(500 mg)'?

Slide 20 - Open question

Antwoord: elke tablet bevat 500 mg paracetamol.

Op welke twee manieren kan je de tabletten innemen?

Slide 21 - Open question

Antwoord: met veel water doorslikken
oplossen in water en opdrinken.

mag het ...... of mag het niet....?

Slide 22 - Slide

De studenten geven aan of iets mag of niet mag bij het gebruik van het medicijn.


Bron: ‘Lees mee >> NT2’ - F. van der Maden en D. Pijpker (Diataal & Edutekst 2016), p 169.




In de wet staat beschreven welke informatie een bijsluiter moet bevatten en in welke volgorde de informatie moet staan. De volgende zes kopjes vind je in iedere bijsluiter:

1. Wat is … en waarvoor wordt dit middel gebruikt?

2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?

3. Hoe gebruikt u het middel?

4. Mogelijke bijwerkingen

5. Hoe bewaart u dit geneesmiddel?

6. Inhoud van de verpakking en overige informatie

Opbouw bijsluiter 

Slide 23 - Slide

Bron uitleg.

1. Wat is … en waarvoor wordt dit middel gebruikt?
Hier staat:
• tot welke groep van medicijnen het middel hoort;
• voor welke klachten en ziektes het middel gebruikt mag worden.

2. Wanneer mag u dit middel niet gebruiken of moet u er extra voorzichtig mee zijn?
Hier vind je informatie over:
• wanneer je het middel niet mag gebruiken;
• wanneer je extra voorzichtig moet zijn met het gebruik van het middel;
• het gebruik van het middel tijdens zwangerschap of het geven van borstvoeding;
• het gebruik van het middel in combinatie met andere medicijnen;
• het gebruik van het middel in combinatie met alcohol;
• de invloed van het middel op je reactievermogen.

3. Hoe gebruikt u het middel?
Hier wordt uitgelegd:
• hoe je het middel moet gebruiken;
• wat je moet doen bij overdosering;
• wat je moet doen als je bent vergeten het middel te gebruiken;
• wat er gebeurt als je stopt met het gebruik van het middel.







Slide 24 - Slide

Bron uitleg.

  • 4. Mogelijke bijwerkingen
  • Hier vind je informatie over welke bijwerkingen kunnen voorkomen bij dit middel.

  • 5. Hoe bewaart u dit geneesmiddel?
  • Hier staat:
  • • hoe je het middel moet bewaren;
  • • tot wanneer je het middel mag gebruiken (uiterste houdbaarheidsdatum).

  • 6. Inhoud van de verpakking en overige informatie
  • Hier vind je algemene informatie over het middel:
  • • welke stoffen er in het middel zitten;
  • • hoe het middel er uitziet: tablet, zalf, drankje, …;
  • • de sterkte van het geneesmiddel (hoeveelheid werkzame stof);
  • • naam en adres van de fabrikant/importeur;
  • • het RVG-nummer waaronder het middel is ingeschreven in het Register Voor Geneesmiddelen;





Slide 25 - Slide

Bron uitleg.



Net zoals andere instructieteksten:

  • beginnen bijsluiters met een titel die het onderwerp van de tekst weergeeft.
  • bevatten bijsluiters veel zinnen in de gebiedende wijs.
  • kunnen bijsluiters illustraties bevatten ter verduidelijking van de tekst.



Opbouw bijsluiter - overeenkomsten met andere instructieteksten

Slide 26 - Slide

Bron uitleg.


 De meeste instructieteksten zijn opgebouwd uit twee delen: een lijst met ingrediënten, benodigdheden of onderdelen en een stap-voor-stap-beschrijving waarin precies wordt uitgelegd wat je achtereenvolgens moet doen. Bijsluiters zijn opgebouwd uit zes delen (zie opbouw van bijsluiters).

• De meeste instructieteksten bevatten een stap-voor-stapbeschrijving waarin staat uitgelegd wat de lezer moet doen en in welke volgorde hij/zij het moet doen. Bijvoorbeeld: het klaarmaken van een gerecht moet in een bepaalde volgorde gebeuren. In een bijsluiter staat de informatie meestal niet in een volgorde van tijd en een bijsluiter bevat vaak geen stap-voor-stap beschrijving. Dat komt omdat de bijsluiter de lezer vooral wil informeren over de werking van het geneesmiddel.

Opbouw bijsluiter - verschillen met andere instructieteksten

Slide 27 - Slide

Bron uitleg.
De situatie: Je bent al enkele dagen verkouden en hebt sinds kort ook wat keelpijn. Je wil graag iets nemen tegen de keelpijn. In je medicijnenkastje vind je een middel tegen keelpijn.
Bekijk de bijsluiter en beantwoord de vragen die hierna komen:

Slide 28 - Slide

This item has no instructions


Waarvoor is dit medicijn bedoeld?

Slide 29 - Open question

Antwoord: tegen keelpijn.

Kan dit medicijn een invloed hebben op je rijgedrag?   
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quiz

Antwoord B: nee.

 Mag je dit medicijn nemen wanneer je zwanger bent?
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quiz

Antwoord A: ja.

Hoeveel tabletten mag je maximaal nemen op 1 dag? (Wanneer je 17 jaar bent.) 

Slide 32 - Open question

Antwoord: tot 8 zuigtabletten per dag, met een maximum van 1 tablet per 2 uur.

Mag je neefje van 5 jaar ook dit medicijn gebruiken wanneer hij keelpijn heeft?
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quiz

Antwoord B: nee.

Mag je dit medicijnen een hele week blijven innemen zonder een dokter te raadplegen? 
A
ja
B
nee

Slide 34 - Quiz

Antwoord A: ja.

Wanneer moet je een dokter raadplegen?

Slide 35 - Open question

Antwoord: 
- bij twijfel over het juiste gebruik;
- neem contact op met uw huisarts als u langer dan 3 dagen hoge koorts heeft, u steeds zieker wordt, u niet meer goed kunt slikken of als u naast keelpijn
huiduitslag op uw gezicht of romp krijgt. Er kan dan namelijk sprake zijn van een bacteriële infectie die op een andere wijze behandeld moet worden.

 Heeft het medicijn bijwerkingen?
A
ja
B
nee

Slide 36 - Quiz

Antwoord A: ja.

Waarom mag je het medicijn niet in de vuinisbak weggooien?

Slide 37 - Open question

Antwoord: omdat het niet in het milieu terecht mag komen.

 Waar moet je dit medicijn bewaren?

Slide 38 - Open question

Antwoord: buiten het zicht en bereik van kinderen houden.
Bewaren beneden 25°C.

Mag je dit medicijn in de vuilbak gooien wanneer je het niet meer nodig hebt? 
A
ja
B
nee

Slide 39 - Quiz

Antwoord B: nee.
Bestel hier 
Meer oefenen en herhalen?

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Tot de volgende keer.
bronnen:
naar: ‘Lees mee >> NT2’ - F. van der Maden en D. Pijpker (Diataal & Edutekst 2016)



Slide 41 - Slide

This item has no instructions