MC1 Les 3

Willkommen
14.09.22
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Willkommen
14.09.22

Slide 1 - Slide

Planung
  • Ziel für diese Stunde
  • Fragen über die Hausaufgaben? 
  • Grammatik Der-Die-Das 
  • Quiz
  • Selbstständig arbeiten

Slide 2 - Slide

Ziel für diese Stunde
Hören: 
-Iemand begroeten (formeel en informeel).
-Het Duitse alfabet, spelling, umlaute en bijzondere letters.
-De Duitse namen voor Europese landen en talen.
-De uitspraak van Duitse getallen en cijfers.

Lesen:
-borden en mededelingen in het verkeer
-reisschema's
-reis- en vertrektijden
-een programmagids
-Je leert veel nieuwe woorden rondom de thema's verkeer en televisie.

Grammatik: Grammatik Der-Die-Das




Slide 3 - Slide

Fragen??

Slide 4 - Slide

Grammatik 
  • Wat zijn lidwoorden?
  • Nederlands?
  • Ezelsbruggetje
  • dier- ding- mens- plant 

Slide 5 - Slide

Der/die/das/die
  • Mannelijk: woorden die mannelijk persoon/dier aanduiden (z.B. dr Vater, der Freund, der Stier, der Löwe


Slide 6 - Slide

Der/die/das/die
  • Vrouwelijk: die een vrouwelijk persoon/dier aanduiden (z.B. die Mutter, die Kuh, die Katze) & veel woorden die op een -e eindigen (die Straße)

Slide 7 - Slide

Der/die/das/die
  • Onzijdig: veel woorden die in het Nederlands het lidwoord ''het'' hebben & verkleinwoorden (eindigen vaak op -chen) (Das Haus/ Das Tier)
  • let op: Das Mädchen = het meisje (-je = verkleining)

Slide 8 - Slide

Der/die/das/die
  • Meervoud: Die Bäume (=de bomen)/ Die Kinder/ Die Autos

Slide 9 - Slide

Vervolg Grammatik (m)
  • Als de stam van een werkwoord als zelfstandig naamwoord wordt gebruikt is het vaak mannelijk:
  • NL: springen --> de sprong
  • DU: springen --> der Sprung/laufen --> der Lauf

Slide 10 - Slide

Vervolg Grammatik (v)

  • Vrouwelijk: als een woord een van de volgende uitgangen heeft is het vaak vrouwelijk:
-ei
-heit
-keit
-schaft
-ung
-ion

Slide 11 - Slide

Vervolg Grammatik (o)
  • Als een werkwoord een zelfstandig naamwoord wordt is het woord onzijdig: 
  • NL: springen --> het springen/ zwemmen --> het zwemmen
  • DU: springen --> Das Springen/ Schwimmen --> Das Schwimmen

Slide 12 - Slide

Quiz!
Log in via LessonUp dmv de code


Slide 13 - Slide

Welke van de onderstaande woorden zijn lidwoorden (NL)?
A
lopen, fietsen, schaatsen
B
hond, kat, Duitsland, mango
C
mooi, lelijk, oud, jong
D
de, het (,een)

Slide 14 - Quiz

Welke van de onderstaande woorden zijn lidwoorden (DU)?
A
hässlich, schön, sauber
B
Zimmer, Kugelschreiber, Österreich
C
der/die/das/die
D
singen, schreiben, lesen

Slide 15 - Quiz

Welke soorten zelfstandige naamwoorden zijn er in het Duits?
(meerdere opties mogelijk)
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 16 - Quiz

Welke van de onderstaande woorden is mannelijk?
A
Das Kind
B
Die Häuser
C
Die Mutter
D
Der Hund

Slide 17 - Quiz

Welke van de onderstaande woorden is vrouwelijk?
A
Das Mädchen
B
Die Katze
C
Der Sprung
D
Die Autos

Slide 18 - Quiz

Welke van de onderstaande woorden is onzijdig?
A
Das Buch
B
Der Großvater
C
Die Kuh
D
Die Omas

Slide 19 - Quiz

Welke van de onderstaande woorden is meervoud?
A
Die Hände
B
Das Kaninchen
C
Der Baum
D
Die Frau

Slide 20 - Quiz

Woorden die eindigen op -ei, -heit, -keit, -schaft, -ung of -ion zijn vaak:
A
Mannelijk
B
Vrouwelijk
C
Onzijdig
D
Meervoud

Slide 21 - Quiz

Voeg het juiste lidwoord toe:
...... Kugelschreiber (m)
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quiz

Voeg het juiste lidwoord toe:
...... Hunde (mv)
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quiz

Voeg het juiste lidwoord toe:
...... Brot (o)
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quiz

Voeg het juiste lidwoord toe:
........ Sonne (v)
A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quiz

Selbständig arbeiten
Kapitel 1 & 2 diese Woche fertig (Hausaufgaben):
Hören (Vokabeltrainer) + Lesen (Vokabeltrainer)
Siehe Planung in Teams 

Slide 26 - Slide

Bis nächste Woche!

Slide 27 - Slide