grammatica 4.4 bijwoord,bijv naamw, vragend voornaamw

het bijwoord
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

het bijwoord

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wat is een bijwoord?

Slide 5 - Mind map

Wat is een bijwoord?
  • Een bijwoord is een woord dat iets zegt over
  • het gezegde
  • de hele zin
  • een bijv naamwoord
  • ander bijwoord

Slide 6 - Slide

De verschillende soorten bijwoorden
  • bijwoorden van graad: heel, zeer, nogal, enigszins, hartstikke 
  • bijwoorden van plaats/richting: waarheen, hier, elders, ginds, opzij 
  • bijwoorden van tijd: wanneer, morgen, vandaag, gisteren, binnenkort, onlangs 
  • aanwijzende bijwoorden: daar, hier, nu 
  • onbepaalde bijwoorden: ergens, nergens, nooit, altijd 
  • vragende bijwoorden: waar, wanneer, hoe

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
  • Jan is aan het spelen met een grote ronde voetbal.
    bijwoord: grote
    het zegt iets over de ronde voetbal.

Slide 8 - Slide

Zoek het bijwoord:
Woont hij in een heel groot huis?
A
huis
B
woont
C
heel
D
hij

Slide 9 - Quiz

Zoek het bijwoord:
Woont hij in een heel groot huis?
A
huis
B
woont
C
heel
D
hij

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Het bijvoeglijk naamwoord geeft een eigenschap of kenmerk van het zelfstandig naamwoord aan. (Bijvoeglijk naamwoorden staan vaak voor een zelfstandig naamwoord).   

Slide 12 - Slide

De oude vrouw zocht hout voor het vuur.
A
oude
B
hout
C
vrouw
D
vuur

Slide 13 - Quiz

Het is een erg lange weg naar de stad.
A
erg
B
weg
C
lange
D
stad

Slide 14 - Quiz

In de winter hebben veel mensen last van de ijzige kou
A
winter
B
kou
C
mensen
D
ijzige

Slide 15 - Quiz

In het huisje bij de brug woont een oude man.
A
brug
B
woont
C
oude
D
een

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Vragend voornaamwoord

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Welk woord is geen vragend voornaamwoord ?
A
wie
B
wat voor (een)
C
wat
D
waarom

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Nu een paar quizvragen!
Wat is het bijwoord in de zin?

Slide 22 - Slide

Misschien doe ik het.
A
Misschien
B
doe
C
ik
D
het

Slide 23 - Quiz

De moeder zet de heel erg warme oven aan.
A
erg
B
warme
C
heel
D
oven

Slide 24 - Quiz

Zij woont hiernaast in het huis
A
woont
B
hiernaast
C
het
D
huis

Slide 25 - Quiz

Wat is een bijwoord?

Slide 26 - Mind map

Dit was onze presentatie!

Slide 27 - Slide