Dictee B5W1L3

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

Opfrissen

B5W1L3

'Hanna, welk houten instrument vind jij het mooist: de cello, de fagot of de gitaar?' vraagt Yessin.

Wat is 'houten' voor soort woord?

1. Bijvoeglijk naamwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
4. Persoonlijk voornaamwoord

Yessin vraagt: 'Word je later een professionele violiste?'

Wat is 'professionele' voor soort woord?

1. Bijvoeglijk naamwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
4. Persoonlijk voornaamwoord

'Hanna, welk houten instrument vind jij het mooist: de cello, de fagot of de gitaar?' vraagt Yessin.

Wat is 'instrument' voor soort woord?

1. Bijvoeglijk naamwoord
2. Persoonlijk voornaamwoord
3. Bezittelijk voornaamwoord
4. Zelfstandig naamwoord

'Hanna, welk houten instrument vind jij het mooist: de cello, de fagot of de gitaar?' vraagt Yessin.

Noem het persoonlijke voornaamwoord.

'Hanna, welk houten instrument vind jij het mooist: de cello, de fagot of de gitaar?' vraagt Yessin.

Noem het voegwoord.

'Ik speel vanaf mijn zesde viool en doe dat al vijf jaar,' zegt Hanna.

Noem het voorzetsel.

'Ik speel vanaf mijn zesde viool en doe dat al vijf jaar,' zegt Hanna.

Noem het rangtelwoord.

'Ik speel vanaf mijn zesde viool en doe dat al vijf jaar,' zegt Hanna.

Noem het telwoord.

'Er moet dan nog veel worden geoefend!' roept Hanna.

Noem het hulpwerkwoord.

'Er moet dan nog veel worden geoefend!' roept Hanna.

Noem het voltooid werkwoord.

Afname dictee

B5W1L3

In het weekend heb ik op het station kaartjes aan reizigers verkocht.

Noem de persoonsvorm.

In het weekend heb ik op het station kaartjes aan reizigers verkocht.

Noem het werkwoordelijk gezegde.

In het weekend heb ik op het station kaartjes aan reizigers verkocht.

Noem het onderwerp.

In het weekend heb ik op het station kaartjes aan reizigers verkocht.

Noem het lijdend voorwerp.

In het weekend heb ik op het station kaartjes aan reizigers verkocht.

Noem het meewerkend voorwerp.

In het weekend heb ik op het station kaartjes aan reizigers verkocht.

Noem de bepaling van tijd.