Herhaling woordsoorten

Herhaling woordsoorten
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling woordsoorten

Slide 1 - Slide

Start met je leesboek
Heb je geen leesboek, schrijf de theorie van pagina 200, 204, 208 en 212 over in je schrift.

Slide 2 - Slide

Opdracht 1
1 Over drie dagen gaat Roman gedurende twee weken skiën in Noord-Frankrijk.
2 Rachel kocht bij de bakker een broodje met kaas en tomaat.
3 Met een lach op zijn gezicht stapte de bokser de ring uit.
4 Vanwege een knieblessure zat Jorn onder de gymles aan de kant.
5 Tussen de spullen op zolder lagen de fotoalbums van mijn oma.
6 Georgina stootte Lotte steeds aan tijdens de film over de balletdanser.


Opdracht 1
1 Over drie dagen gaat Roman gedurende twee weken skiën in Noord-Frankrijk.
2 Rachel kocht bij de bakker een broodje met kaas en tomaat.
3 Met een lach op zijn gezicht stapte de bokser de ring uit.
4 Vanwege een knieblessure zat Jorn onder de gymles aan de kant.
5 Tussen de spullen op zolder lagen de fotoalbums van mijn oma.
6 Georgina stootte Lotte steeds aan tijdens de film over de balletdanser.


Slide 3 - Slide

Opdracht 1
1 Over drie dagen gaat Roman gedurende twee weken skiën in Noord-Frankrijk.
2 Rachel kocht bij de bakker een broodje met kaas en tomaat.
3 Met een lach op zijn gezicht stapte de bokser de ring uit.
4 Vanwege een knieblessure zat Jorn onder de gymles aan de kant.
5 Tussen de spullen op zolder lagen de fotoalbums van mijn oma.
6 Georgina stootte Lotte steeds aan tijdens de film over de balletdanser.


Opdracht 2
1 a met = nee, zonder = nee
b tot -= ja.
c uit = nee

2a Ben jij weleens gestrand met een lege telefoon zonder stopcontact of powerbank?
b Dit rampscenario kan binnenkort tot het verleden behoren.
c Onderzoekers uit China hebben namelijk een soort miniwindmolentje ontworpen.
d Dat bestaat uit strips die door de luchtstroming tegen elkaar aanklappen.
e Als de strips loskomen van elkaar, ontstaat elektriciteit.
f Volgens de onderzoekers kun je daarmee kleine apparaten opladen en dus weer snel genieten van je telefoon.

d uit = ja, door = nee, tegen = ja
e van = ja
f Volgens = nee, van = ja

Slide 4 - Slide

Opdracht 1
1 Over drie dagen gaat Roman gedurende twee weken skiën in Noord-Frankrijk.
2 Rachel kocht bij de bakker een broodje met kaas en tomaat.
3 Met een lach op zijn gezicht stapte de bokser de ring uit.
4 Vanwege een knieblessure zat Jorn onder de gymles aan de kant.
5 Tussen de spullen op zolder lagen de fotoalbums van mijn oma.
6 Georgina stootte Lotte steeds aan tijdens de film over de balletdanser.


Opdracht 3
1 Siemen bleef opzien tegen de wiskundetoets, ook al had hij goed geleerd.
2 Voor het speelschema verwijst de voetbaltrainer naar de website van de club.
3 Duitsland grenst aan maar liefst negen verschillende landen.
4 De Spaanse toeristen verbazen zich over de vele fietsen in Nederland.

Slide 5 - Slide

Opdracht 1
1 Over drie dagen gaat Roman gedurende twee weken skiën in Noord-Frankrijk.
2 Rachel kocht bij de bakker een broodje met kaas en tomaat.
3 Met een lach op zijn gezicht stapte de bokser de ring uit.
4 Vanwege een knieblessure zat Jorn onder de gymles aan de kant.
5 Tussen de spullen op zolder lagen de fotoalbums van mijn oma.
6 Georgina stootte Lotte steeds aan tijdens de film over de balletdanser.


Opdracht 4

1  YouTube = zn  |  mag = ww
2 de = blw  |  uur = zn
3 het = blw  |  Mozart-effect = zn
4 ruimtelijke = bn   |   verbeteren = ww
5  recent = bn   |   voor = vz
6  overtuigender = bn   |   met = vz   |   een = olw
7  bij = vz  |  klusjes = zn   |  prettig = bn
8  helpt = ww  |  via = vz   |  overstemt = ww

Slide 6 - Slide

Opdracht 1
1 Over drie dagen gaat Roman gedurende twee weken skiën in Noord-Frankrijk.
2 Rachel kocht bij de bakker een broodje met kaas en tomaat.
3 Met een lach op zijn gezicht stapte de bokser de ring uit.
4 Vanwege een knieblessure zat Jorn onder de gymles aan de kant.
5 Tussen de spullen op zolder lagen de fotoalbums van mijn oma.
6 Georgina stootte Lotte steeds aan tijdens de film over de balletdanser.


Opdracht 4

1  YouTube = zn  |  mag = ww
2 de = blw  |  uur = zn
3 het = blw  |  Mozart-effect = zn
4 ruimtelijke = bn   |   verbeteren = ww
5  recent = bn   |   voor = vz
6  overtuigender = bn   |   met = vz   |   een = olw
7  bij = vz  |  klusjes = zn   |  prettig = bn
8  helpt = ww  |  via = vz   |  overstemt = ww

Slide 7 - Slide

Opdracht 1
1 Over drie dagen gaat Roman gedurende twee weken skiën in Noord-Frankrijk.
2 Rachel kocht bij de bakker een broodje met kaas en tomaat.
3 Met een lach op zijn gezicht stapte de bokser de ring uit.
4 Vanwege een knieblessure zat Jorn onder de gymles aan de kant.
5 Tussen de spullen op zolder lagen de fotoalbums van mijn oma.
6 Georgina stootte Lotte steeds aan tijdens de film over de balletdanser.


Opdracht 5
1 concentreren op       barst* van
denken aan                   afleid* van
leid* tot                          luisteren naar

2 Eigen antwoorden, bijvoorbeeld:
Rachel concentreert zich op haar huiswerk.
Het barst in deze sloot van de vissen!
Elias denkt de hele dag aan zijn vriendin.
Wil je mij niet zo afleiden van mijn werk met je geklets?
De langdurige hitte leidt tot droogte.
De klas luistert naar de uitleg van de leraar

Slide 8 - Slide

Woordsoorten

  • Je kijkt naar elk woord apart
  • het gaat om de functie in de zin waarin het woord staat
  • belangrijk voor spelling en voor zelf schrijven van teksten

Ik heb de betekenissen verward
Als je een verward persoon ziet, wees dan voorzichtig.

Slide 9 - Slide

Werkwoorden - ww

  • kan verschillende werkwoordsvormen hebben: tekenen, teken, tekent, tekende, tekenden, getekend
  • is soms gesplitst: Hij deelt flyers uit (scheidbaar werkwoord)
  • altijd minimaal 1 per zin, vaak meer

Hoeveel werkwoorden?
Ik zou heel graag hebben willen leren pianospelen.

Slide 10 - Slide

zelfstandige naamwoorden - zn

  • mens, dier, plant, ding, gevoel
  • vaak enkelvoud en meervoud
  • vaak een verkleinwoord mogelijk
  • vaak te combineren met de/het/een
  • Eigennaam ook zn: Duinzigt, 1M1, Oegstgeest, Kaag

Wat zijn de zn? Meneer Koopman heeft jullie dinsdag voorbereid op het SO.

Slide 11 - Slide

lidwoord - lw

  • hoort altijd bij een zn in de zin
  • de/het: precies, specifiek en dus bepaald
  • een: niet duidelijk vaag en dus onbepaald

lidwoord of niet?
Ik heb twee zussen en niet één broer
Het waaide de hele nacht

Slide 12 - Slide

bijvoeglijke naamwoorden - bn

  • zegt iets over een zn
  • staat vaak voor het zn : het spannende boek
  • maar soms erachter: Mijn broertje is vandaag ziek
  • heeft vaak een -e op het eind
  • alledrie bn: mooi, mooier, mooist
  • stoffelijk bn: ook bn, katoenen, nylon, zijden, etc.

bn of niet?: de overgeschreven tekst

Slide 13 - Slide

voorzetsels - vz

  • plaats, tijd, reden/oorzaak
  • hoort altijd bij een zn : op een mooie Pinksterdag
  • staat er vaak voor, soms erachter: Ik liep de winkel in

Is voor in de zin hieronder een voorzetsel? Waarom wel/niet?
Onze moeder las ons vroeger altijd voor.

Slide 14 - Slide

Vragen?

  • Maak in tweetallen zinnen met de volgende volgordes:
  1. lw - zn - ww - lw - zn
  2. lw - zn - ww - vz - lw - zn - vz - lw - bn - zn
  3. lw - bn - zn - ww - lw - bn - zn - lw - bn - zn - ww
  • Maak samen zinnen met alleen maar de behandelde woordsoorten

  • Klaar? Ga naar de methode via leermiddelen en oefen met grammatica woordsoorten

Slide 15 - Slide