Tempo - Verwerkingsles - compleet

Tempo
Verwerkingsles bij de voorstelling van Oorkaan
1 / 17
next
Slide 1: Slide
MuziekBasisschoolGroep 3-8

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Tempo
Verwerkingsles bij de voorstelling van Oorkaan

Slide 1 - Slide

Jullie hebben de voorstelling 
Tempo van Oorkaan gezien.


  • Was je al eens eerder in deze zaal geweest? Wat maakt deze zaal bijzonder?

  • In de voorstelling gingen de musici op reis. Waar zijn ze geweest, denk jij? Wat gebeurde daar?

  • In de lessen voor de voorstelling ging het ook over computerspelletjes. Wat deed je tijdens de voorstelling denken aan een computerspelletje?

Slide 2 - Slide

De musici speelden verschillende instrumenten.

Welk instrument vond jij het mooist?

Denk jij dat de muziek makkelijk of moeilijk was om te spelen? Waarom?

Slide 3 - Slide

De Bolero
De voorstelling begon en eindigde met hetzelfde muziekstuk: de Bolero. Het is een beroemd muziekstuk dat in 1928 gecomponeerd is door de Franse componist Maurice Ravel. Het is oorspronkelijk balletmuziek, muziek om op te dansen. Tegenwoordig wordt de bolero ook vaak zonder ballet gespeeld

Slide 4 - Slide

Luister nog eens naar het muziekstuk en beantwoord dan de vragen
A
Het ritme van de trommel is steeds verschillend
B
Het ritme van de trommel is steeds hetzelfde
C
Het ritme van de trommel gaat steeds sneller
D
Het ritme van de trommel wordt steeds zachter

Slide 5 - Quiz

De Bolero
Hier staat het ritme van de trommel. Kunnen jullie het meetrommelen met twee vingers op je tafel?

Slide 6 - Slide

In welke volgorde spelen de instrumenten?

A
trom - harp - viool - bajan - klarinet
B
trom - harp - viool - klarinet - bajan
C
trom - viool - harp - klarinet - bajan
D
trom - viool - klarinet - harp - bajan

Slide 7 - Quiz

Kijk nog eens naar het filmpje. Welke instrumenten spelen alleen begeleiding? 

Slide 8 - Slide

Welke instrumenten spelen alleen begeleiding?

A
trompet en bajan
B
trom en harp
C
viool en harp
D
harp en gitaar

Slide 9 - Quiz

De Bolero
Ravel heeft het muziekstuk voor een heel orkest gecomponeerd. Veel beroemde orkesten spelen het graag. Bekijk hieronder het begin van een uitvoering door het Koninklijk Concertgebouworkest uit Amsterdam

Slide 10 - Slide

Welke twee instrumenten spelen als eerste de melodie?

A
blokfluit en saxofoon
B
neusfluit en klarinet
C
dwarsfluit en saxofoon
D
dwarsfluit en klarinet

Slide 11 - Quiz

Muziek als taal
In de voorstelling wordt niet gesproken, maar wel gecommuniceerd. Door de muziek en lichaamstaal van de musici kunnen ze elkaar dingen duidelijk maken. Soms zijn ze blij, dan weer moe. Er is zelfs even ruzie.

Hoe klonk de muziek tijdens de ruzie?
En hoe klonk de muziek toen ze moe waren?


(Zie volgende slide)

Slide 12 - Slide

Ruzie:

A
snel en luid
B
snel en zacht
C
langzaam en luid
D
langzaam en zacht

Slide 13 - Quiz

Moe:

A
snel en luid
B
snel en zacht
C
langzaam en luid
D
langzaam en zacht

Slide 14 - Quiz

Muziek als taal
We gaan een muziekverhaal maken.
  • Verzin in tweetallen een kort gesprekje. Nummer 1 komt na een lange dag op school moe thuis. Nummer 2 is de moeder of vader die vindt dat er eerst huiswerk moet worden gemaakt voordat er gegamed mag worden. Daar zijn jullie het natuurlijk niet over eens.
  • Schrijf jullie gesprekje op een kladblaadje. Zowel nummer 1 als 2 heeft minstens 4 en maximaal 8 zinnen.
  • Oefen het gesprekje en let op de ‘muziek’ van de zinnen. Waar ga je wat sneller praten, waar wat luider. Waar gaat je stem omhoog, waar naar beneden?
  • Oefen nu het gesprekje terwijl jullie allebei alleen nog zingen. Nummer 1 zingt op ‘bah’, nummer 2 op ‘nou’. Kun je nog steeds het verschil horen tussen het begin waarin je moe bent en het einde waarin je ruzie hebt?

Slide 15 - Slide

Muziek als taal
We gaan een tweede muziekverhaal maken.
  • Verzin nu zelf een kort gesprekje. Het gesprekje begint boos, maar eindigt blij. Je kunt ook zelf voor twee andere emoties kiezen.
  • Schrijf jullie gesprekje weer op een kladblaadje. Zowel nummer 1 als 2 heeft minstens 4 en maximaal 8 zinnen.
  • Oefen het gesprekje en let op de ‘muziek’ van de zinnen. Waar ga je wat sneller praten, waar wat luider. Waar gaat je stem omhoog, waar naar beneden?
  • Kies nu een instrument waarvan jij denkt dat die goed bij jouw rol past. Dat kunnen instrumenten van school zijn (trommels, triangels, boomwhackers etc.)
    maar je kunt ook denken aan potloden, pennenbakjes of geluiden met je
    lichaam.
  • Speel je muziekverhaal op de instrumenten. Kun je nog steeds het verschil
    tussen het begin en het einde horen?

Slide 16 - Slide

En tot slot: Dans nog 1 keer mee!

Slide 17 - Slide