frans

zinnen/worden vertalen
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

zinnen/worden vertalen

Slide 1 - Slide

wat kun je aan het einde van de les
je kunt worden en zinnen van het nederlands naar frans en andersom vertalen

Slide 2 - Slide

rigoler
A
lachen
B
tv kijken
C
slapen
D
kiezen

Slide 3 - Quiz

la vache
beau
dormir
slapen
mooi
de koe

Slide 4 - Drag question

vertaal prendre

Slide 5 - Open question

vertaal gamen

Slide 6 - Open question

autre
A
het ijsje
B
slapen
C
anders
D
andere

Slide 7 - Quiz

het vertalen van zinnen
bij het vertallen van zinnen staat de pv en het werkwoord altijd naast elkaar.
bijv. 
zij heet lolla     elle s'appelle lolla

Slide 8 - Slide

is deze zin correct
Oui, j'ai un soeur petite
non
oui

Slide 9 - Poll

tu as un animal?
A
heb je een koe?
B
heb je een fiets?
C
heb je een huisdier?

Slide 10 - Quiz

ik heet skip

Slide 11 - Open question

tu habites oú?
A
waar woon jij?
B
waar ga je naartoe?
C
ik heb een fiets

Slide 12 - Quiz

Elle est sympa?

Slide 13 - Open question

nu gaan we nog een aantal vragen maken om te oefen.

Slide 14 - Slide

j'habite à paris
A
ik woon in parijs
B
ik slaap in parijs
C
ik loop in parijs

Slide 15 - Quiz

exister

Slide 16 - Open question

Oui, J'ai un chien et un poisson

Slide 17 - Open question

actif
A
lui
B
actief
C
slapen
D
lopen

Slide 18 - Quiz

klopt deze zin
Elle est cool, oui
non
Oui

Slide 19 - Poll

Tu habbites dan une maison?
A
woon jij in een huis?
B
waar woon je?
C
woon jij in nederland

Slide 20 - Quiz

de tweelingbroer

Slide 21 - Open question

heuresement
A
appartement
B
kamer
C
gelukkig
D
jammer

Slide 22 - Quiz

Non, j'habbite dans un appartement

Slide 23 - Open question

le monde entier

Slide 24 - Open question

einde

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide