les 5, havo/vwo 7 sept grammatica zinsdelen en woordsoorten hs 1

timer
10:00
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
Hoofdstuk 1, Grammatica
persoonsvorm, zinsdelen en woordsoorten

  • Nakijken: huiswerk opdracht 1, 2, 3 (en 4)
  • Theorie: woordsoorten
  • Maken: Opdracht 1, 2, 3

Slide 2 - Slide

Opdracht 1
Maak van onderstaande zinnen een vraagzin en onderstreep de persoonsvorm.

a. Dit jaar zal niemand van klas 2a doubleren.

b. Arno en zijn maten gaan naar het Dancefestival Spring in Amsterdam.

Slide 3 - Slide

Opdracht 1
Maak van onderstaande zinnen een vraagzin en onderstreep de persoonsvorm.
a. Dit jaar zal niemand van klas 2a doubleren.
Zal dit jaar niemand van klas 2a doubleren?
b. Arno en zijn maten gaan naar het Dancefestival Spring in Amsterdam.


Slide 4 - Slide

Opdracht 1
Maak van onderstaande zinnen een vraagzin en onderstreep de persoonsvorm.
a. Dit jaar zal niemand van klas 2a doubleren.
Zal dit jaar niemand van klas 2a doubleren?
b. Arno en zijn maten gaan naar het Dancefestival Spring in Amsterdam.
Gaan Arno en zijn maten naar het Dancefestival Spring in Amsterdam?

Slide 5 - Slide

Opdracht 1
Verander onderstaande zinnen van tijd en onderstreep de persoonsvorm.

c. Op Facebook heeft Marnix meer dan 700 vrienden verzameld.


d. De meeste leerlingen waren wel in voor een grapje.

Slide 6 - Slide

Opdracht 1
Verander onderstaande zinnen van tijd en onderstreep de persoonsvorm.

c. Op Facebook heeft Marnix meer dan 700 vrienden verzameld.
Op Facebook had Marnix meer dan 700 vrienden verzameld.

d. De meeste leerlingen waren wel in voor een grapje.

Slide 7 - Slide

Opdracht 1
Verander onderstaande zinnen van tijd en onderstreep de persoonsvorm.

c. Op Facebook heeft Marnix meer dan 700 vrienden verzameld.
Op Facebook had Marnix meer dan 700 vrienden verzameld.

d. De meeste leerlingen waren wel in voor een grapje.
De meesten leerlingen zijn wel in voor een grapje.


Slide 8 - Slide

Opdracht 1
Verander onderstaande zinnen van getal en onderstreep de persoonsvorm.

e. Zetten jullie de afvalcontainer buiten?


f. Vriendschapsbandjes zijn lange tijd in de mode geweest.

Slide 9 - Slide

Opdracht 1
Verander onderstaande zinnen van getal en onderstreep de persoonsvorm.

e. Zetten jullie de afvalcontainer buiten?
Zet jij de afvalcontainer buiten?

f. Vriendschapsbandjes zijn lange tijd in de mode geweest.

Slide 10 - Slide

Opdracht 1
Verander onderstaande zinnen van getal en onderstreep de persoonsvorm.

e. Zetten jullie de afvalcontainer buiten?
Zet jij de afvalcontainer buiten?

f. Vriendschapsbandjes zijn lange tijd in de mode geweest.
Een vrienschapsbandje is lange tijd in de mode geweest.

Slide 11 - Slide

Opdracht 2
1. Vakantie blijkt voor veel mensen een bron van inspiratie

2. Op het eerste schoolfeest gaf Sophie Daan vorige week een kus.

3. De snelste wielrenner werd beloond met een bijzondere trofee.

4. Binnen twee weken moesten de vandalen de boete betalen.

5. Jaarlijks doet Georgios mee aan het schaaktoernooi voor scholieren

6. De lerares sprak de klas vermanend toe.

Slide 12 - Slide

Opdracht 3
1. Hoe laat ga je morgenavond met Pim naar het zwembad?

2. Welk restaurant zal worden genomineerd door de gasten?

3. Wat voor antwoord had jij ingevuld bij vraag 7?

4. Welk boek heb je laatst geleend bij de bibliotheek?

Slide 13 - Slide

Startopdracht
Blz 30

Werk in tweetallen


Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Vragen?

Slide 16 - Slide

Huiswerk
Voor in je agenda:
Hoofdstuk 1
Grammatica, woordsoorten, blz 30

Opdracht 1, 2 en 3 blz 30 en 31

Slide 17 - Slide

Opdracht 1
1. Wie heeft in het weekend die oorlogsfilm op tv gezien?
2. Linda maakt leuke, houten armbandjes om te verkopen.
3. Wouter heeft al nieuwe schaatsen gekocht voor de winter.
4. In Gorinchem kun je Gorcumse Zoute Bollen kopen in een traditioneel blik.
5. De directie vraagt uw aandacht voor de nieuwe schoolregels.
6. In de zomer hadden we veel plezier van ons tweedehands motorbootje.

Slide 18 - Slide

Opdracht 2
In tweetallen maken

Slide 19 - Slide

Wat heb je geleerd?

Zelfstandig naamwoord

Lidwoord

Slide 20 - Slide

Wat heb je geleerd?
Zelfstandig naamwoord (zn):
  • mens, dier, plant, ding, gevoel (me-di-pla-di-gevoel): jongen, tafel, blijdschap, eekhoorn
  • eigennaam: Jan, Sanne, Dordrecht, IJssel
  • heeft meestal een enkelvoud en een meervoud: huis - huizen
  • je kunt er vaak een verkleinwoord van maken: huis - huisje
  • je kunt er vaak de, het of een voor zetten: de koe, het huis, een kameraad

Slide 21 - Slide

Wat heb je geleerd?
Lidwoorden: de, het, een

Bepaald lidwoord: de, het
de koekjes, het koekje (dat ene koekje)

Onbepaald lidwoord: een
een koekje (kan elke koekje zijn)

Slide 22 - Slide