3A wk10 les1

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Ziel dieser Stunde 

Ich kann einen Dialog präsentieren

Ich kann ein Dativobjekt im Satz anweisen

Ich kann Wörter zum Thema Gesundheit üben 

Wiederholung: Was gehört zum Dativ

1. bepaalde voorzetsels, meewerkend voorwerp, bepaalde werkwoorden
2. meewerkend voorwerp
3. voorzetsels
4. werkwoorden

Herhaling: Welk antwoord is mogelijk op de vraag: Was ist los?

1. Es ist 10 Uhr.
2. Die Farbe Gelb mag ich am meisten.
3. Mein Rücken tut weh.
4. Ich versteh nur Bahnhof.

Herhaling: Wat is de vertaling van: de koorts

1. das Kurtz
2. das Fieber
3. das Temperatur
4. das Seife

Herhaling: Wat is de vertaling van: erg (dat is echt erg)

1. schlimm
2. viel
3. klug
4. mehr

Herhaling: Wat betekent: Mir ist schlecht

1. Ik ben verkouden
2. Ik voel me beroerd
3. Ik zie niet goed
4. Ik ben slecht

Hausaufgaben: Aufgabe 49 

Präsentiere deinen Dialog mit Hilfe der Redemittel 

                                                     Seite 45

Elke persoon heeft 7 zinnen. Je mag de eerste vier punten aanpassen. (douchen/handdoeken/ haren wassen/ shampoo)

Woensdag 10 feb inleveren in Teams. 

Keinen Bock auf Grammatik? Du kennst den Dativ jetzt wirklich?

Schau dir dann das Video an

und stelle fest welchen Aberglaube es in Deutschland bei den Schülern gibt. 

Bespreking oefening 37 

Wat heb je de leraar verteld? 

wat / heb / je/ de leraar/ verteld? 

was/ hast/ du / dem Lehrer / erzählt? 

Oefening 37 

Hoe bevalt je vader zijn nieuwe bril? 

Hoe / bevalt/ je vader/ zijn nieuwe bril? 

bevallen = gefallen = 3e naamval 

Wie gefällt deinem Vater seine neue Brille? 

Oefening 37 

De jongen brengt zijn vrienden een cola. 

De jongen/ brengt/ zijn vrienden/ een cola.

Der Junge bringt seinen Freunden eine Cola 

Oefening 37 

De lerares geeft het meisje een blad papier.

De lerares/ geeft/ het meisje/ een blad papier.

Die Lehrerin gibt dem Mädchen ein Blatt Papier. 

Oefening 37 

Hij schenkt haar dochter een digitale camera. 

Hij schenkt / haar dochter/ een digitale camera.

Er schenkt seiner Tochter eine digitale Kamera. 

Oefening 37 

Kunt u deze vrouw een neusspray aanraden (empfehlen)? 

Kunt u/ deze vrouw/ een neusspray/ aanraden? 

Können Sie/ dieser Frau/ ein Nasenspray/ empfehlen? 

Zum Schluss 

Mache jetzt Aufgabe 1, 2,3,4 

Hausaufgaben für Freitag 

Wörter, Sprachmittel & Grammatik Kapitel 4 Teil 2 lernen

Quizlet: https://quizlet.com/_9jpgqv?x=1qqt&i=1uk0zm

steht auch in Magister 

Ich kann einen Dialog präsentieren ; Ich kann ein Dativobjekt im Satz anweisen; Ich kann wörter zum Thema Gesundheit üben

Ziele erreicht? Benote & erkläre
Tipps/Topps für die Lehrerin