This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Woensdag 28 november 2022
08.30 - 09.30 uur
Sport
12.10 - 12.40 uur
Pauze
09.30 - 10.10 uur
woordenschat thema uiterlijk
12.40 - 13.30 uur
Rekenen
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30-14.20 uur
Blink uit
10.30 - 11.20 uur
disk - zelfstandig werken
11.20- 12.10 uur
Grammatica
Slide 1 - Slide
Sport
We gaan lekker sporten
Slide 2 - Slide
Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Uiterlijk.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.
Slide 3 - Slide
de kleding
de dingen die je aantrekt, bijvoorbeeld een broek of een jas.
iets wat je aantrekt om warm te blijven.
Zin: De kleding in die winkel is heel erg duur, dus dat kan ik niet betalen.
Zin: Ik heb gisteren de kleding, die ik niet meer draag weggebracht naar de kringloop.
Slide 4 - Slide
rondlopen
steeds verschillende kanten op lopen, zonder dat je ergens heen gaat
Zin: Als ik te lang zit moet ik even rondlopen om mijn benen te strekken.
Zin: Als ik in een nieuwe stad ben dan vind ik het leuk om rond te lopen om verschillende dingen te zien.
Slide 5 - Slide
de spijkerbroek
een broek van een stevige, meestal blauwe stof
een broek die bijna bij alles gedragen kan worden
Zin: Mijn favoriete kledingstuk is de spijkerbroek.
Zin: Toen ik laatste ging winkelen met mijn moeder vertelde ze mij dat ik geen spijkerbroek meer mocht kopen, omdat ik er al zoveel in de kast heb liggen.
Slide 6 - Slide
tevreden
gevoel dat je hebt als je blij bent met wat je hebt of hebt gedaan
Zin: Ik heb een tevreden gevoel over mijn werkstuk die ik vandaag heb ingeleverd.
Zin: Ik ben erg tevreden met mijn werk wat ik doe, het geeft mij een blij gevoel om les te mogen geven.
Slide 7 - Slide
verleden
de tijd die al geweest is, alles wat vroeger is gebeurd
Zin: Ik denk veel terug aan het verleden.
Zin: In het verleden woonde ik in het buitenland, maar nu woon ik in Nederland.
Slide 8 - Slide
Ik ben nu tevreden.
Slide 9 - Poll
Welke zin wordt het woord tevreden goed gebruikt?
A
Ik heb weinig kleding en daarom heel tevreden.
B
Ik heb een vervelende baan en daarom ben ik tevreden.
C
Wij hebben genoeg geld om van te leven en daardoor ben ik tevreden.
Slide 10 - Quiz
Zoek een foto van de spijkerbroek.
Slide 11 - Open question
In welke zin is het woord rondlopen goed gebruikt?
A
Als ik in de klas ben moet ik gaan rondlopen.
B
Morgen ga ik naar Maastricht toe en dan gaan wij daar als toerist rondlopen.
C
Als ik s'avonds mijn eten opeet ga ik rondlopen.
Slide 12 - Quiz
Maak een zin met het woord: de kleding
Slide 13 - Open question
Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!
Slide 14 - Slide
Mijn moeder zegt dat ik mijn vuile................ in de wasmand moet doen
Slide 15 - Open question
Elke middag ga ik een kopje thee drinken bij mijn oma en dan praten wij over ... ..............
Slide 16 - Open question
De docent zegt altijd tegen mij dat ik moet stoppen met ................
Slide 17 - Open question
Ik heb een presentatie gemaakt over dieren, ik had een hoog cijfer hiervoor, dus ik ben erg .......................
Slide 18 - Open question
Mijn zusje wilde heel graag mijn oude ................... hebben omdat ze die heel mooi vindt.
Slide 19 - Open question
Zinnen maken
Het rad draait een naam, zie je jouw naam dan maak je een zin met een van de woorden.
verleden, tevreden, rondlopen, de spijkerbroek, de kleding
Slide 20 - Slide
Pauze
Pauze
timer
20:00
Slide 21 - Slide
Disk
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema Uiterlijk.
Wil je een andere kleur of een toets maken? Vraag het je docent!
Slide 22 - Slide
Grammatica
Spelling van het voltooid deelwoord
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Video
Vul de goede vorm in: Daar............ de trein .......... (aankomen)
Slide 25 - Open question
Vul de goede vorm in: Veel mensen............. (uitstappen)
Slide 26 - Open question
Vul de goede vorm in: Er..............ook veel mensen............ (instappen)
Slide 27 - Open question
Vul de goede vorm in: Vaak is er weinig tijd om ............ te .......... (instappen)
Slide 28 - Open question
Vul de goede vorm in: Waar moet jij ............. (uitstappen)
Slide 29 - Open question
Vul de goede vorm in: En waar ben jij ............ (instappen)
Slide 30 - Open question
Vul de goede vorm in: Mijn zus heeft mij foto's ............(opsturen)
Slide 31 - Open question
Vul de goede vorm in: Ze...........mij vaak foto's .......(opsturen)
Slide 32 - Open question
Vul de goede vorm in: Ik zal haar vanavond..........(opbellen)
Slide 33 - Open question
Vul de goede vorm in: Ik........haar altijd.... om haar te bedanken.
Slide 34 - Open question
Vul de goede vorm in: Laatst heb ik haar ook ...........(opbellen)
Slide 35 - Open question
Vul de goede vorm in: Wij proberen elkaar 2 keer in de week ....te ...... (opbellen)
Slide 36 - Open question
Vul de goede vorm in: Wie......bij jullie de deur......? (opendoen)
Slide 37 - Open question
Vul de goede vorm in: Mijn moeder.....meestal ........ (opendoen)
Slide 38 - Open question
Vul de goede vorm in: Maar deze keer heb ik de deur (openmaken)
Slide 39 - Open question
Vul de goede vorm in: Hij vroeg mij de deur.......te...........(openmaken)
Slide 40 - Open question
Pauze
Pauze
timer
30:00
Slide 41 - Slide
Rekenen
Werk zelfstandig in je rekenboek en op de laptop in ff leren rekenen.