Herhaling stevigheid en beweging

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t, mavo, havo
• Leerjaar 1

Herhaling Thema 4

basisstof 1 t/m 6

leerdoelen 

• Aan het eind van de les beheers je alle stof van dit thema

Wat gaan we doen?

• 20 minuten zelfstandig werken 
• 20 minuten quiz  

zelfstandig werken 

• Werken aan opdrachten 
• Uit je boek of biologiepagina
•  Vraag? steek je vinger op!
• 20 minuten

Welke functie hebben de kalkzouten in bot?

1. Zorgen voor stevigheid
2. Zorgen voor buigzaamheid
3. Zorgen voor de vorm
4. Zorgen voor beweging

Het skelet bestaat uit twee typen botten: platte beenderen en pijpbeenderen.
Met de proefopstelling hiernaast kun je een eigenschap van de platte beenderen en pijpbeenderen onderzoeken.
Welke onderzoeksvraag over de botten in je lichaam kun je met de opstelling onderzoeken?

1. Welke botten zijn dikker: platte beenderen of pijpbeenderen?
2. Waarom zitten er platte beenderen en pijpbeenderen in het lichaam?
3. Welke botten zijn sterker: platte beenderen of pijpbeenderen?
4. Zijn pijpbeenderen betere botten dan platte beenderen?

Wat zijn antagonisten, kies het beste antwoord.

1. Spieren die een tegengestelde beweging mogelijk maken
2. Spieren die jouw arm bewegen.
3. Spieren die altijd doorwerken
4. Spieren die verkrampen

Welke beweging is in de elleboog mogelijk als je het bot bij de pijl naar boven beweegt.

1. een draaiende beweging
2. buigende en strekkende beweging
3. een rolbeweging
4. er is geen beweging mogelijk

Bij een kraakbeen verbinding is (vul in) .... beweging mogelijk tussen de botten

1. Geen
2. een klein beetje
3. veel

Bij welk type gewricht is er beweging in meerdere richtingen mogelijk?

1. Kogelgewricht
2. Scharniergewricht

Wat zijn de taken van het skelet?

1. stevigheid en vorm
2. stevigheid, vorm en bescherming
3. stevigheid, vorm, bescherming en beweging
4. stevigheid, vorm, bescherming, beweging en stilstaan

Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken.

.... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.

1. 1: spieren 2: spieren
2. 1: pezen 2: pezen
3. 1: pezen 2: spieren
4. 1: spieren 2: pezen

Hoe zitten de armen vast aan de schouder?

1. gewrichten
2. naden
3. kraakbeen
4. vergroeid

Op welke manier zit de schedel vast?

1. vergroeiing
2. kraakbeen
3. naadverbinding
4. gewricht

Je armen en benen bewegen door

1. Gewrichten
2. Kraakbeen
3. Naadverbinding
4. Vergroeiing

welke verbinding is het meest beweeglijk?

1. vergroeiing
2. naadverbinding
3. kraakbeenverbinding
4. gewricht

hoe zit je heup aan elkaar

1. naadverbinding
2. gewricht
3. vergroeid
4. kraakbeen

Hoe zitten de ribben aan het borstbeen vast?

1. gewricht
2. vergroeiing
3. naadverbinding
4. kraakbeen

Uit welke delen bestaat het skelet?

1. schedel en ledematen en armen
2. romp, ledematen en armen en benen
3. schedel,romp, ledematen
4. schedel,romp,ledematen en armen en benen

Wat zit er tussen de wervels?

1. kraakbeen
2. botten
3. niks

Hoe zitten de botjes van de vingers aan elkaar vast?

1. naden
2. kraakbeen
3. vergroeid
4. gewrichten

Hoe noem je de verbinding van het heiligbeen

1. naden
2. vergroeid
3. kraakbeen
4. gewrichten

Wat wordt er beschermd door onze borstkas

1. maag en nieren
2. hart en longen
3. hersenen
4. darmen en maag

Zonder kalk kan een bot makkelijk breken.

1. Waar
2. Niet waar

Een baby heeft vergeleken met een bejaarde veel lijmstof.

1. Waar
2. Niet waar
3. Beetje waar
4. huh?

Sleep de nummers naar de juiste naam

Beenderen van het been

dijbeen

voetwortelbeen

scheenbeen

middenvoetsbeen

knieschijf

kuitbeen

1

2

3

4

5

6

Hoe heet bot nr 9?, dit is het onderste nr aan de linkerkant.

1. Dijbeen
2. Kuitbeen
3. Scheenbeen
4. Knieschijf

Waar zitten pezen?

1. Tussen 2 gewrichten
2. Tussen botten en spieren
3. Tussen gewrichten en spieren
4. Tussen 2 spieren

Hoe heet bot nr 3?dit het tweede nr aan de rechterkant

1. Bovenarm
2. Opperarmbeen
3. Dijbeen
4. Opperarmbot

geef een voorbeeld van botten ( van verschillende zoogdieren) dat aangeeft dat alhoewel de vorm van de botten gelijk is de functie verschilt.

Bij welke groep zoogdieren hoort dit skelet?

1. teengangers
2. topgangers
3. zoolgangers
4. voetgangers

In de afbeelding is een stukje van de wervelkolom getekend. Waar bevindt zich botweefsel

1. op plek p
2. nergens
3. op plek q
4. op zowel p als q

Zijn er nog vragen?