3.4 en 3.5

1 / 19
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Doel van deze les:

Slide 2 - Slide

Een monteur rekent € 20,- per uur en € 15,- aan voorrijkosten.
1 uur werken kost 1 ×                    + 15             =                 euro


2 uur werken kost 2 ×                   +                 =                 euro
15
35
55
20

Slide 3 - Drag question

Een monteur rekent € 20,- per uur en € 15,- aan voorrijkosten.
Vul de pijlenketting in:

                           x                              +
aantal uur -----------------> .... ----------------------> kosten


15
20
35
55

Slide 4 - Drag question

Een monteur rekent € 20,- per uur en € 15,- aan voorrijkosten.

De formule bij de pijlenketting is

aantal uur ×                            +                   = kosten in euro's.
15
20
35
55

Slide 5 - Drag question

Nicole neemt een getal in gedachten.
Zij vermenigvuldigt dit met 2 en bij de uitkomst telt ze 10 op.
Bij het raadsel van Nicole hoort pijlenketting
welke formule hoort er dus bij?
getal x 2 +10 = antwoord
A
B

Slide 6 - Quiz

Emre neemt een getal in gedachten.
Hij telt er 5 bij op en de uitkomst vermenigvuldigt hij met 3.
Bij het raadsel van Emre hoort pijlenketting
welke formule hoort er dus bij?
(getal + 5) x 3 = antwoord
A
B

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Je weet wat eruit komt, maar niet wat je moet invullen!!!

Slide 9 - Slide

Bij een omgekeerde pijlenketting veranderen de tekens. Zet de juiste tekens bij elkaar:
+ wordt
- wordt
: wordt
x wordt
-
+
x
:

Slide 10 - Drag question

Zet de omgekeerde pijlenkettingen bij de juiste pijlenketting. 

Slide 11 - Drag question

Deze vraag doen we even samen!!!

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Formules vergelijken:
Formule 1: Bedrag = 2 x aantal + 6
Tabel: 
aantal
0
1
2
3
bedrag
6
8
10

12

Slide 16 - Slide

Formules vergelijken:
Formule 1: Bedrag = 2 x (aantal + 3)
Tabel: 
aantal
0
1
2
3
bedrag
6
8
10

12

Slide 17 - Slide

Bedrag = 2 x aantal + 6
is hetzelfde als
Bedrag = 2 x (aantal + 3)

A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 18 - Quiz

Einde uitleg...
Ga actief aan de slag met...


3.4 opdracht 18 op blz 101 en opdracht 21 + 22 op blz 103
3.5 opdracht 25 + 26 op bzl 108 en opdracht 27 + 28 op blz 109
Huiswerk voor de volgende les!!!

Slide 19 - Slide