speaking assesment bespreken en start unit

speaking assesment bespreken en start unit
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

speaking assesment bespreken en start unit

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

poster maken goede voornemens

Watch the video.
Write down how to say do more of ...
Write down how to say less of ...



Slide 5 - Slide

Task 10 mins.
Maak een poster op A4 papier met 4 goede voornemens.
Create a poster on an A4 paper with 4 good intentions. 
 Gebruik twee keer meer en twee keer minder
Use two times more and two times less.
Maak tekeningen. Make drawings.
Als je klaar bent, hang je de poster in de klas.
Done? Put the poster up in the classroom.

Slide 6 - Slide

Speaking assessment
Feedback op papier-on paper

 uitspraak is het belangrijkste
pronunciation is most important

Heb je vragen?
Do you have questions?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Pauze

Slide 9 - Slide

    Ik ga op reis en ik neem mee...


I am going to travel and I am taking ....
Intro unit

Slide 10 - Slide

Wat is jouw favoriete plek of plaats in Nederland?

Slide 11 - Open question

Over de unit/about the unit
This unit allows students to explore how travelling is affecting personal lives in relation to all kinds of language features related to moving from one place to another. Students discuss topics such as:
In and around Amsterdam / Travel and Transport / 
Shopping/ telling time / 




Skills: Students explore different topics of travelling. Asking others about basic facts of travelling. Students learn basic words about travelling. Using the basic vocabulary of the classroom students write a small travel journal going to school. The use of conjunctions and several tenses are in the centre of the unit.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide


Skills: Students explore different topics of travelling. Asking others about basic facts of travelling, basic words . Using the basic vocabulary of the classroom students write a small travel journal going to school. The use of tenses is in the centre of the unit.

Slide 14 - Slide

What is the statement of Inquiry of this unit?

Slide 15 - Open question

Articles
  • Het lidwoord (article) is never on its own.
  • it is always in front of a noun, het zelfstandig naamwoord
  • some words don't get an article

Slide 16 - Slide

Soms geen lidwoord/Sometimes no article

1. Geen lidwoord voor namen van plaatsen, landen en maanden. We don’t use articles for names of cities, countries and months:
Saila woont in Haarlem. Zij is in oktober jarig.
2. Je gebruikt geen lidwoord als je het woord niet kan tellen. You don’t use an article when you cannot count the noun:
Ik drink thee, cola of bier…













Slide 17 - Slide

No article-geen lidwoord
3. You don’t use an article when you use the profession or job of someone:Camiel is docent. Lisette is fietsenmaker. 
4. You don’t use an article for undefined people or objects in the plural:
In de zomer zijn bloemen niet zo duur.
Ik koop dan vaak rozen.
Ik vind rozen erg mooi.

Slide 18 - Slide

video de woorden

Slide 19 - Slide

Zijn en hebben 

hebben
ik .....
jij .......
hij/zij/u ......
wij .......
jullie .......
zij ......
quick repeat

zijn
ik .....
jij .......
hij/zij/u ......
wij .......
jullie .......
zij ......

Slide 21 - Slide

zijn-to be

ik ben 
jij bent
hij/zij/het is
wij zijn
jullie zijn
zij zijn
hebben-to have

ik heb 
jij hebt
hij/zij/u heeft
wij hebben
jullie hebben 
zij hebben

Slide 22 - Slide