Chapitre 1 ABCD 2MAVO/HAVO

Aan het einde van de les
- ken je le passé composé
- heb je geoefend met vocabulaire A en B
- heb je geoefend met de zinnen van C
1 / 40
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo, mavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Aan het einde van de les
- ken je le passé composé
- heb je geoefend met vocabulaire A en B
- heb je geoefend met de zinnen van C

Slide 1 - Slide

Le passé composé
Wat is le passé composé?
Hoe maak je le passé composé?
Wat zijn de uitzonderingen?

... even samenvatten:


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Zet het werkwoord tussen haakjes in le passé composé.

Tu (visiter) ________ ________ le stade de foot?

Slide 9 - Open question

Zet het werkwoord tussen haakjes in le passé composé.

Oui, nous (regarder) ________ ________ le match.

Slide 10 - Open question

Zet het werkwoord tussen haakjes in le passé composé.

J' (voyage) ________ ________ beaucoup.

Slide 11 - Open question

Zet het werkwoord tussen haakjes in le passé composé.

Qu'est-ce que vous (faire) ________ ________ d'autre?

Slide 12 - Open question

Zet het werkwoord tussen haakjes in le passé composé.

Ils (être) ________ ________ à la plage.

Slide 13 - Open question

Vocabulaire A + B

Slide 14 - Slide

Vertaal:
in Duitsland
A
en Angleterre
B
en Allemagne

Slide 15 - Quiz

Vertaal:
het is koud
A
il fait mauvais
B
il fait beau
C
il fait froid
D
il fait chaud

Slide 16 - Quiz

Vertaal:
de vriendin
A
le garçon
B
la copine
C
la fille
D
le copain

Slide 17 - Quiz

Vertaal:
pourquoi
A
waarom
B
ook
C
dus
D
goed

Slide 18 - Quiz

Vertaal: alors

Slide 19 - Open question

Vertaal: le départ

Slide 20 - Open question

Vertaal:
c'est vrai

Slide 21 - Open question

Vertaal:
l'avion

Slide 22 - Open question

Vertaal: la rentrée

Slide 23 - Open question

Vertaal: le bateau

Slide 24 - Open question

Vertaal:
in/naar Nederland

Slide 25 - Open question

Vertaal:
zin hebben in

Slide 26 - Open question

Vertaal:
werken

Slide 27 - Open question

Vertaal:
maar

Slide 28 - Open question

Vertaal:
geweldig

Slide 29 - Open question

Vertaal:
vreselijk

Slide 30 - Open question

Phrases-clés D

Slide 31 - Slide

Beantwoord de vraag in het Frans. Begin je zin met een hoofdletter en eindig met een punt!

Tu as passé de bonnes vacances?

Slide 32 - Open question

Vertaal de zin in het Frans. Begin je zin met een hoofdletter en eindig met een punt of vraagteken.

Met mijn ouders.


Slide 33 - Open question

Beantwoord de vraag in het Frans. Begin je zin met een hoofdletter en eindig met een punt!

Il a fait beau?

Slide 34 - Open question

Vertaal de zin in het Frans. Begin je zin met een hoofdletter en eindig met een punt of vraagteken.

Waar ben je geweest?


Slide 35 - Open question

Op de toets...
Beantwoord de vraag in het Frans:
- Tu as passé de bonnes vacances?
- Tu as été où?
- Avec qui?
- Il a fait beau?
--> op welke verschillende manieren kun je de vragen beantwoorden?

Slide 36 - Slide

Les nombres de 0 à 20

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Video

Combinez les chiffres
six
neuf
trois
cinq
zéro
huit
quatre
sept
un
deux
dix
0
1
2
4
3
5
6
7
8
9
10

Slide 39 - Drag question

Combinez les chiffres
dix-sept
vingt
quatorze
seize
onze
dix-neuf
quinze
dix-huit
douze
treize
11
12
13
15
14
16
17
18
19
20

Slide 40 - Drag question