3. stap 1 tot en met 4 van KC-methode // zwak

KC refractie
1 / 21
next
Slide 1: Slide
OptiekMBOStudiejaar 3

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

KC refractie

Slide 1 - Slide

Vorige week
Week 2
Leerdoelen
Aan het einde van de week kan je:
- uitleggen welk effect een KC heeft bij een astigmatisch oog.
- de visusverschillen bij het voorhouden van een KC bij verschillende       vormen van astigmatisme uitleggen.
- de voor- en nadelen benoemen van verschillende uitgangssituaties.
Theorieboek
bladzijde 10 tot en met 15.
Huiswerkopdrachten
-

Slide 2 - Slide

Deze week
Week 3
Leerdoelen
Aan het einde van de week kan je:
- stap 1 tot en met 4 van zwak KC refractie benoemen.
- stap 1 tot en met 4 van zwak KC refractie uitleggen.
Theorieboek
bladzijde 16 tot en met 24
Huiswerkopdrachten
opdracht 5 tot en met 8

Slide 3 - Slide

Herhaling
We maken tijdens de meting gebruik van KC 0,25
>> S +0,25 = C -0,50

Sferisch = beide brandlijnen verplaatsen zich naar voren (links).
Cilinder = één brandlijn verplaatst zich naar achteren (rechts).
                 >> stand KC bepaalt welke brandlijn verplaatst (zelfde richting).
brandlijnenschema

Slide 4 - Slide

Uitgangssituaties
(zuiver) gemengd astigmatisme:
voordeel:
  • klant ziet grote visusverschillen (0.2) tussen de KC-standen.
nadeel:
  • je moet steeds 2 glazen verwissel (zowel sferisch als cilinder).
  • het oog na HG/HV eerst zuiver gemengd maken; sferisch aanpassen en controle rood/groen.

Je maakt het oog gemengd door:
>> geschatte cilinder (per visusregel = C 0,50).
>> 1/2 van geschatte cilinder sferisch toevoegen.

Je maakt het oog zuiver gemend door:
>> rood-groen proef.
maak het oog zuiver gemengd.

Slide 5 - Slide

Uitgangssituaties
enkelvoudig myoop astigmatisme:
voordeel:
  • je hoeft steeds maar 1 glas te verwisselen (cilinder).
nadeel:
  • klant ziet minder visusverschil (0.1) tussen de KC-standen.


Je mag beide uitgangsposities gebruiken.
- op school adviseren wij uit te gaan van enkelvoudig myoop astigmatisme, de kans op fouten is hiermee kleiner (minder                     handelingen).

Slide 6 - Slide

Stappen KC-refractie // zwak
  1. Beginvisus bepalen.
  2.  Sferische correctie // hoogste glas + hoogste visus.
  3. Instellen van het werkastigmatisme.
  4. Bepaling globale cilinder-as richting.
  5. Correctie cilindersterkte.
  6. Bepaling nauwkeurige as-richting.
  7. Controle cilindersterkte & as-richting.
  8. Controle sferische sterkte.
  9. Rood-groenproef.

Slide 7 - Slide

1. Bepaling visus
Vragen die je kunt stellen:
- Kunt u de letters in het verlichte vlak lezen?
- Kunt u de letters oplezen?
- Kunt u de letters op de 1e / 2e / 3e regel oplezen?


Noteer de beginvisus én de eindvisus altijd in het klantenbestand.
  • op je examen noteer je de begin- en eindvisus op het anamnese formulier.

wat is de beginvisus?

Slide 8 - Slide

2. Sferische correctie // hg + hv
Je begint de oogmeting altijd met een positief glas.
Welke sterkte je voorhoudt hangt af van de beginvisus.


Visus
Welke sterkte houd je voor?
< 0.2
S +2,00 / S -2,00
tussen 0.2 - 0.5
S +1,00 / S -1,00
tussen 0.6 - 0.8
S +0,50 / S -0,50
> 0.8
S +0,25 / S -0,25

Slide 9 - Slide

2. Sferische correctie // hg + hv
Vragen die je kunt stellen:
- Bij een positief glas: Wordt het met dit glas ervoor slechter of gelijk?
- Bij een negatief glas: Wordt het met dit glas ervoor beter of gelijk?


Slide 10 - Slide

2. Sferische correctie // hg + hv
Positief glas:
Bij 'beter' en 'gelijk' plaats je het glas in de pasbril.
Visusverbetering is niet noodzakelijk, het kan namelijk zijn dat de klant accommodeert.
Bij het voorhouden van een plusglas laat (gedeeltelijk) de accommodatie los: de visus blijft gelijk.


Doorgaan met positieve glazen tot het slechter wordt.

Slide 11 - Slide

2. Sferische correctie // hg + hv
Negatief glas:
Bij 'beter' geef je het glas in de pasbril.
Je controleert altijd op visusverbetering; alleen bij visusverbetering mag je het glas plaatsen.

Let op bij 'zwarter' en 'kleiner':
- het oog is aan het accommoderen. Het glas niet geven
- controleer altijd op visusverbetering.

Doorgaan met negatieve glazen tot het gelijk blijft, of slechter wordt. 
Dit glas niet geven.

Slide 12 - Slide

2. Sferische correctie // hg + hv
De klant twijfelt:
- het voorgehouden glas is te zwak: de klant ziet geen visusverschil.
>> bijvoorbeeld: Je houdt bij visus 0.2 een S +0,50 glas voor. Deze stap is te klein.

- het voorgehouden glas hoort wel bij de visus, maar maakt weinig verschil.
>> bij een positief (+) glas, plaats je deze wél, bij een negatief glas (-) plaats je deze niet.
Bepaal hoogste glas + hoogste visus.

Slide 13 - Slide

3. Instellen van het werkastigmatisme
Bij deze stap bepaal jezelf of je gaat werk vanuit:
- enkelvoudig myoop astigmatisme, óf
- zuiver gemengd astigmatisme.

Enkelvoudig myoop astigmatisme:
>> je kunt door naar stap 4.

Zuiver gemengd astigmatisme:
>> sferische 1/2 van de geschatte cilinder toevoegen.
>> rood-groenproef. 

Slide 14 - Slide

4. Globale as-richting bepalen
Als je hg + hv hebt bepaald en de visus is > 0.6, ga je de globale as-richting bepalen.

>> je laat de klant naar een vormneutraal optotype kijken.
  • O
  • Landolt C
  • KC-stippen

Ongeveer 60-70% van de visus.

Slide 15 - Slide

4. Globale as-richting bepalen
Bij de globale as bepaling ga je kijken in welke richting de cilinder ongeveer moet liggen.

Slide 16 - Slide

4. Globale as-richting bepalen
Je gaat de asrichting bepalen m.b.v. de KC


Stand 1: de min-as op 0
Stand 2: de min-as op 90

De voorkeur van de klant onthoud je.

Slide 17 - Slide

4. Globale as-richting bepalen
Stand 3: de min-as op 45
Stand 4: de min-as op 135

De voorkeur van de klant onthoud je.

Slide 18 - Slide

4. Globale as-richting bepalen
Vraagstelling:
  • "U ziet nu een aantal stippen. Ik ga met een glaasje twee verschillende mogelijkheden aanbieden. Wilt u aangeven wanneer de stippen zwarter en mooier rond zijn: bij stand 1 of 2?"


Slide 19 - Slide

4. Globale as-richting bepalen
Klant heeft geen voorkeur bij het bepalen van de globale as.
Wanneer een klant geen cilinder nodig heeft, ziet hij/zij geen tijdens het voorhouden van een KC, geen verschillen tussen de standen 1, 2, 3 en 4 (0, 90, 45, 135).

>> je kan direct doorgaan naar de rood-groenproef

tip: controleer voor de zekerheid nog de sferische sterkte; misschien is de accommodatie losgelaten bij het kijken naar de stippen. 


Slide 20 - Slide

Deze week
Week 3
Leerdoelen
Aan het einde van de week kan je:
- stap 1 tot en met 3 van zwak KC refractie benoemen.
- stap 1 tot en met 3 van zwak KC refractie uitleggen.
Theorieboek
bladzijde 16 tot en met 24
Huiswerkopdrachten
opdracht 5 tot en met 8

Slide 21 - Slide