2 KGT Th. 4 Korte quiz

Voortplanting
& seksualiteit
1 / 37
next
Slide 1: Mind map
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voortplanting
& seksualiteit

Slide 1 - Mind map

wat houdt intersekse in?
A
een persoon met vrouwelijke geslachtskenmerken
B
een persoon met mannelijke geslachtskenmerken
C
een persoon met vrouwelijke en mannelijke geslachtskenmerken

Slide 2 - Quiz

Waar horen borsten bij?
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken
C
Primaire en secundaire geslachtskenmerken
D
Geen van beide

Slide 3 - Quiz

Van welke soort verandering(en) is interesse in seksualiteit een voorbeeld?
A
Van geestelijke verandering
B
Van lichamelijke verandering
C
Beide

Slide 4 - Quiz

De secundaire geslachtskenmerken ontstaan
A
Geestelijke verandering
B
Lichamelijke verandering
C
Geen van beide
D
Primaire geslachtskenmerk

Slide 5 - Quiz


nr. 2

A
eierstok
B
urineblaas
C
zaadleider
D
eileider

Slide 6 - Quiz


nr. 5
A
Vagina
B
Eierstok
C
Eileider
D
Urineblaas

Slide 7 - Quiz

Hoe heet onderdeel 6?
A
Plasbuis
B
Anus
C
Vagina
D
Clitoris

Slide 8 - Quiz

De buitenste schaamlippen zijn altijd groter dan de binnenste schaamlippen.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Wordt het slijmvlies van de baarmoeder tijdens de menstruatie dikker?
A
ja, tijdens de menstruatie
B
nee, na de menstruatie

Slide 10 - Quiz

Wanneer is een vrouw vruchtbaar?
A
Tijdens de menstruatie
B
Tijdens de ovulatie
C
Vlak na de menstruatie
D
Vlak voor de menstruatie

Slide 11 - Quiz

Vindt tijdens de zwangerschap gewoonlijk menstruatie plaats? En ovulatie?

A
Geen menstruatie en geen ovulatie
B
Alleen menstruatie vindt plaats
C
Alleen ovulatie vindt plaats
D
zowel ovulatie als menstruatie

Slide 12 - Quiz

Wat voor geslachtskenmerk is een balzak?
A
Primair
B
Secundair

Slide 13 - Quiz

wat is de juiste volgorde van zaadcellen?
A
teelbal, bijbal zaadleider
B
bijbal, zaadleider
C
zaadleider, teelbal, bijbal
D
teelbal, zaadleider, bijbal

Slide 14 - Quiz

Waar worden de zaadcellen gemaakt?
A
Teelballen
B
Bijballen
C
Penis
D
Prostaat

Slide 15 - Quiz

Hoe vaak komt er bij een vrouw een eicel vrij?
A
Om de week
B
Om de 14 dagen
C
1 keer per 28 dagen
D
1 keer per jaar

Slide 16 - Quiz

Is de placenta weefsel van de baby of van de moeder?
A
Van de baby
B
Van de moeder

Slide 17 - Quiz

Welk voorbehoedsmiddel beschermt tegen SOA's?
A
De pil
B
Het condoom
C
Pil en condoom
D
Geen van beide

Slide 18 - Quiz

Welke voorbehoedsmiddelen werken met hormonen (meerdere goed)
A
Condoom
B
Pil
C
Nuvaring
D
Spiraaltje

Slide 19 - Quiz

Hoe kan je een SOA krijgen?
A
Via seksueel contact
B
van zoenen
C
Door uit hetzelfde glas te drinken als iemand met een Soa
D
Via de wcbril

Slide 20 - Quiz

Hoeveel dagen duurt een menstruatiecyclus ongeveer?
A
10
B
14
C
28
D
35

Slide 21 - Quiz

een ander woord voor klaarkomen:
A
menstruatie
B
ovulatie
C
orgasme
D
masturbatie

Slide 22 - Quiz

In de afbeelding is het voortplantingsstelsel van een gesteriliseerde man schematisch getekend. Is deze man nog instaat nog een orgasme te krijgen?
A
Nee, deze man kan geen orgasme krijgen.
B
Ja, maar bij een orgasme vindt geen lozing van zaadvocht plaats.
C
Ja, maar bij een orgasme bevat het zaadvocht geen zaadcellen.

Slide 23 - Quiz

Je gender is op wie je valt
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Wat is een transgender?
A
Een man die zich graag verkleedt als vrouw.
B
Iemand die zich als jongen een meisje voelt, of andersom.
C
Iemand die valt op mannen en vrouwen.

Slide 25 - Quiz

Periodieke onthouding is een betrouwbare methode van geboorteregeling.
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Wanneer gebruik je de Morning-after pil?
A
Na onveilige sex
B
Om sneller zwanger te raken

Slide 27 - Quiz

Als je met iemand zoent die HIV heeft, kun je ook HIV krijgen
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz

Van welke SOA's
kun je onvruchtbaar worden?
A
Aids, Hiv, Chlamydia
B
Chlamydia
C
Aids / Chlamydia
D
Aids / Hiv

Slide 29 - Quiz

bevruchting is een ander woord voor geslachtgemeenschap
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quiz

Bevruchting vindt plaats in de eileiders
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quiz

Welke geslachtscel heeft een staart?
A
een eicel
B
een zaadcel

Slide 32 - Quiz

Een zaadcel is groter dan een eicel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quiz

Hoe noemen we nummer 2
A
placenta
B
vruchtwater
C
navelstreng
D
baarmoeder

Slide 34 - Quiz

........... zorgt voor voedingsstoffen en zuurstof.
A
Baarmoeder
B
placenta
C
Navelstreng
D
Eitje

Slide 35 - Quiz

Bij welke test wordt bloed afgenomen?
A
NIPT
B
Vruchtwaterpunctie
C
Vlokkentest

Slide 36 - Quiz

EINDE

Je kunt verder aan de slag met je poster/folder
deze is huiswerk voor dinsdag

Slide 37 - Slide