Lessenserie voor de week van 23.03.20

Wat gaan we deze week doen?
1. Een kleine overhoring van de te leren stof.
2. Lessvaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid.  oefenen. Heb je de opdrachten gemaakt? Stuur je die naar mij per mail. Mondeling doen we via de whatsApp.
3. Leer het tweede deel van de woordjes van je stencil
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Wat gaan we deze week doen?
1. Een kleine overhoring van de te leren stof.
2. Lessvaardigheid, schrijfvaardigheid en spreekvaardigheid.  oefenen. Heb je de opdrachten gemaakt? Stuur je die naar mij per mail. Mondeling doen we via de whatsApp.
3. Leer het tweede deel van de woordjes van je stencil

Slide 1 - Slide

Even kijken of je het goed geleerd hebt
In de onderstaande opdrachten worden zowel woordjes als ook grammatica overhoord.

Slide 2 - Slide

sich jemandem annehmen
timer
0:30

Slide 3 - Open question

die Sehnsucht
timer
1:00

Slide 4 - Open question

das Versprechen
timer
1:00

Slide 5 - Open question

das Erlebnis
timer
1:00

Slide 6 - Open question

versäumen ( komma en spatie) x 5
timer
1:00

Slide 7 - Open question

umziehen
timer
1:00

Slide 8 - Open question

die Nachforschungen
timer
1:00

Slide 9 - Open question

kündigen
timer
1:00

Slide 10 - Open question

der Schriftsteller
timer
0:30

Slide 11 - Open question

vermitteln (3x)
timer
1:00

Slide 12 - Open question

etwas erlauben
timer
0:30

Slide 13 - Open question

erklären
timer
0:30

Slide 14 - Open question

Anwendung: 
Setze die Wörter an die richtige Stelle im Text. Übersetze zuerst die Wörter ins Deutsche. 
Als eerst zal je de zinnen krijgen met de te vertalen worden (hier moet je ook kijken bij welke zin deze horen) en onderaan van deze opdracht moet je ze invoeren. 


Slide 15 - Slide

Anwendung (denk hier ook aan dat je soms het woord in een goede vorm moet zetten): ontslaan; eerste ontmoeting; laten zien; minnares; ziek; het verleden; de ziekte; geliefde; het lot ; verdwijnen
Michael wurde___1__ als er von der Schule nach Hause lief. Der Ausbruch __2___  fällt zusammen mit ___3____mit seiner späteren ___4____. Es hat sich später ___5___, dass diese Frau seine ___6__ war.In __7____ war diese Frau auch eine KZ-Wächterin. Ihr wurde nie ___8____ sie ist immer selber weggegangen, wenn man ihr einen besseren Job geben wollte. 

Slide 16 - Slide

Voer hier de in de bovenstaande oefening vertaalde woorden.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. (met spatie en daarna enter ertussen)

Slide 17 - Open question

Nu de grammatica (und/oder/aber/sondern/denn). Wat past tussen de onderstaande zinnen? Schrijf daarna de zinnen juist op

1. Michael geht in den Keller. Er holt für Hanna Kohle.
2. Hana möchte Michael einladen. Er hat keine Zeit.
3. Sie fahren nicht zum Schwimmbad. Michael liegt im Krankenhaus. 

Slide 18 - Slide

Vul hier de antwoorden van de zinnen hierboven:

Slide 19 - Open question

Welk woord past tussen deze zinnen? De antwoorden vul je in de slide hieronder.
1. Er schloss die Augen, _____ die Sonne blendete ihn.
2. Sie wollte kein Sandwich, _____ lieber eine warme Suppe.
3. Monika gig zu Ihrer Tante _____ überreichte ihr die Blumen
4. Du fährst immer mit dem Fahrrad, _____ ich nehme immer den Bus.
5. Er wollte mir sein Fahrrad icht leihen, _____ er vertraute mir nicht

Slide 20 - Slide

Hier de antwoorden van de slide hier boven invullen

Slide 21 - Open question

zwar - aber; entweder- oder; sowohl - als auch; weder-noch; nicht nur- sondern auch
1. Man hat mich leider ____ informiert, _____ hat man mich um Rat gefragt.
2. Max hat _____ die Ferien allein vorbereitet, __ __ alle Einladungen verschickt. 
3. Das Wetter war _____ schlecht, _____ wir wollten trotzdem eine Radtour unternehemen. 
4. Er war ____ zu Hause, _____ konnten wir ihn bei seinen Eltern erreichen.
5. Mir gefällt diese Stadt ____ ziemlich gut, _____ auf dem Land gefällt mir besser.

Slide 22 - Slide

Hier vul je de antwoorden in van de voorafgaande slide (1. en spatie)

Slide 23 - Open question

Maak hele zinnen en schrijf ze in de slide hieronder op.
1. Wann hast du Sabine zuletzt gesehen? (ich- neulich- in München- sein)
2. Wann willst du Hanna besuchen? (sie-Geburtstag - haben)
3.Wann freut er sich? (er - die Reise in die Karibik - gewinnen)

Slide 24 - Slide

vul de zinnen van de slide van hierboven in:

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide

De opdrachten bij Presse und Sprache
De opdrachten bij Presse und Sprache stuur ik je via mail. Die maak je en stuur je  jouw antwoord naar mij via de mail. 
Heb je dat gedaan? Dan krijg je van mij een antwoordmodel tenzij ik zie dat je veel fouten gemaat hebt. 

Slide 27 - Slide