Mens & MaatschappijVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2
This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.
Items in this lesson
Slide 1 - Video
7.2 Wereldhandel
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Vraag en aanbod
Globalisering
Vrijhandel
Proces waarbij gebieden steeds meer met elkaar verbonden raken. Bijvoorbeeld op het gebied van politiek, economie en cultuur
De vraag naar en het aanbod van goederen bepalen de prijs van een product. Als de vraag toeneemt, stijgt de prijs. Als het aanbod toeneemt, daalt de prijs.
Internationale handel zonder handelsbelemmeringen.
Slide 5 - Drag question
Welke uitspraak over vraag en aanbod is juist?
A
Bij een stijgende vraag daalt de prijs.
B
Bij een dalende vraag stijgt de prijs.
C
Bij een stijgende vraag stijgt de prijs.
Slide 6 - Quiz
Aziatische landen
Afrikaanse landen
Slide 7 - Drag question
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Halffabricaat:
A
Product dat klaar is om verkocht te worden aan consumenten.
B
Tussenvorm tussen de grondstof en een product.
Slide 10 - Quiz
Wat is een eindproduct?
A
Alle bedrijven die meewerken aan het product.
B
Een product dat door de consument wordt gekocht.
C
Een grondstof die je uit de natuur haalt.
D
De waarde van een product.
Slide 11 - Quiz
Hoe noemen we grondstoffen die onder de grond te vinden zijn?
A
Eindproducten
B
Delfstoffen
C
Halffabricaten
D
Ertsen
Slide 12 - Quiz
Wat zijn delfstoffen?
A
Toiletpapier
B
Plantjes
C
Olie gas ijzer
D
Kolen
Slide 13 - Quiz
Veel delfstoffen zijn.....voorradig.
A
beperkt
B
onbeperkt
Slide 14 - Quiz
Wat kan een halffabricaat zijn van een boom?
A
een loungeset
B
een plank
C
een boek
Slide 15 - Quiz
wat is een voorbeeld van een halffabricaat?
A
ijzererts
B
ijzer
C
fiets
Slide 16 - Quiz
Zet de onderstaande materialen bij de juiste soort.
grondstoffen
Delfstoffen
Halffabricaten
Slide 17 - Drag question
Slide 18 - Slide
Delfstoffen zijn soms zeldzaam, daarom zijn deze vaak weinig waard.
A
De uitspraak is juist
B
De uitspraak is onjuist
Slide 19 - Quiz
Is dit een multinational?
A
Ja
B
Nee
Slide 20 - Quiz
Is dit een multinational?
A
Ja
B
Nee
Slide 21 - Quiz
Wat is geen multinational?
A
Shell
B
Nike
C
kees kroket
D
Mac Donalds
Slide 22 - Quiz
Multinationals zijn....
A
Bedrijven die in één land gevestigd zijn
B
mensen met meerdere nationaliteiten
C
Mensen met één nationaliteit
D
Bedrijven die in meerder lander gevestigd zijn
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Video
Welke multinationals ken jij allemaal?
Slide 25 - Mind map
Wat is van toepassing bij multinationals
Producten worden hier vaak geproduceert.
lage lonen
Rijkere landen
Armere landen
Slide 26 - Drag question
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Video
Waarom zouden containerschepen veel gebruikt worden in de internationale wereldhandel?
Slide 29 - Open question
Slide 30 - Video
Waarom gebruiken armere landen soms kinderen om producten te produceren?