Hoofdstuk 5 paragraaf 1 Inkomsten en uitgaven

Inkomsten en uitgaven 
1 / 45
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 8 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Inkomsten en uitgaven 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Lesdoelen

Je weet:
- Wat het betekent om prioriteiten te stellen
- Het verschil tussen huishoudelijke en persoonlijke uitgaven
- Wat  verbruiksgoederen zijn.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Prioriteiten
Je kunt niet in al je behoeften voorzien doordat middelen schaars zijn. Je moet keuzes maken.

Bepalen wat je het belangrijkste vindt, noem je prioriteiten stellen.

Slide 6 - Slide

Waaraan geef je je geld uit???

Slide 7 - Mind map


Geef jij weleens teveel geld uit?
A
nee, nooit
B
heel soms
C
best wel vaak

Slide 8 - Quiz

Ik zou 
minder geld kunnen uitgeven aan...

Slide 9 - Mind map


Spaar je ook?
Nee, ik geef iedere maand (bijna) alles uit.
Ik spaar een deel, de rest geef ik uit.
Ik spaar bijna alles. Ik koop eigenlijk heel weinig.

Slide 10 - Poll


Wat geldt voor jou?
Ik koop alles zo goedkoop mogelijk.
Ik betaal liever iets meer voor betere kwaliteit of een bekend merk.

Slide 11 - Poll

Slide 12 - Video

Reclames in winkels heb ik al snel door.
A
Ik let er niet op
B
Ik let alleen op als er 'aanbieding/korting/sale' bij staat
C
Soms
D
Altijd

Slide 13 - Quiz


Ik heb op mijn mobiele telefoon apps van McDonalds, Lidl, AH...
A
Ja
B
Nee
C
Bestaan die dan?

Slide 14 - Quiz


Ik kan me goed beheersen als ik langs McDonalds loop of in de supermarkt ben.
A
Heel makkelijk
B
Makkelijk
C
Moeilijk
D
Heel moeilijk

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video


Ik vind het belangrijk om erbij te horen.
A
Nee
B
Ik let er niet zo op
C
Ja
D
Ik doe wat ik zelf wil

Slide 17 - Quiz


Ik bepaal helemaal zelf wat ik koop.
A
Altijd
B
Meestal
C
Soms
D
Nooit

Slide 18 - Quiz

Ik laat me niet beïnvloeden door reclame
A
Nooit
B
Vaak
C
Soms
D
Altijd

Slide 19 - Quiz

Ik gebruik een adblocker op mijn telefoon.
A
Ja
B
Nee
C
Wat is dat?

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Video

Wat probeert de supermarkt te doen door het poortje expres langzaam te laten openen?

(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Ons gedrag te beïnvloeden
B
Koopintentie te ontwikkelen
C
Ons goede gedrag te bevestigen
D
Ons tempo te vertragen, zodat we langer in de winkel lopen

Slide 22 - Quiz

Waarom staan dagelijkse producten langs de buitenwand van de supermarkt?
A
Daar is de meeste plek voor deze producten
B
Daar lopen mensen recht op af
C
Daar passen de koelingen, vrieskasten en ovens het beste
D
Zodat je de hele winkel tussen de stellingen door moet en verleid wordt tot meer aankopen

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Video

Waar in de supermarkt vindt je vooral producten voor impulsaankopen?
A
In de schappen op ooghoogte
B
Bij de kassa
C
Op de koppen van de rijen
D
Deze producten kunnen overal staan

Slide 25 - Quiz

Waarom moet je verpakkingen goed lezen?

(meerdere antwoorden zijn juist)
A
Om te zien of een product wel zo gezond is als wordt beweerd op de verpakking
B
Kijken wat bijvoorbeeld de prijs per kilo is
C
Voor recepten en welke andere producten je zelf nog toe moet voegen
D
Of het een A-merk is of een huismerk

Slide 26 - Quiz

Welk gedrag proberen ze met de muziek in de supermarkt te bewerkstelligen?

(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Looptempo van klanten te vertragen, waardoor we langer in de winkel zijn
B
De juiste stemming te bereiken bij klanten (kerst, Sinterklaas)
C
Een beetje sfeer te brengen in een verder saaie winkel
D
Het personeel te motiveren

Slide 27 - Quiz

Waarom is een kassabon belangrijk?
A
Om te zien of het juiste bedrag is aangeslagen
B
Voor eventueel retourneren van producten
C
Als aankoopbewijs bij beschadiging of bedorven producten
D
Voor je boekhouding

Slide 28 - Quiz

Persoonlijke uitgaven
Kleinere uitgaven bestemd voor één persoon uit een gezin.


Slide 29 - Slide

Huishoudelijke uitgaven 
Zijn de gewone uitgaven die je voor je huishouden doet.

Voorbeelden:
De boodschappen
Uitgaan 
Persoonlijke verzorging

Slide 30 - Slide

Benzine tanken hoort bij de ...
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Incidentele uitgaven
C
Vaste lasten
D
Wekelijkse uitgaven

Slide 31 - Quiz

Een voorbeeld van 'Persoonlijke uitgaven':
A
Voetbalschoenen
B
Een nieuwe fiets
C
Wasmiddel
D
Wortels

Slide 32 - Quiz

Toiletartikelen vallen onder..
A
Vaste lasten
B
Reserveringsgeld
C
Huishoudelijke uitgaven

Slide 33 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van persoonlijke uitgaven?
A
Naar de kapper gaan.
B
Een kopje koffie ergens drinken.
C
Een nieuwe stofzuiger
D
Een pak melk kopen

Slide 34 - Quiz

Gebruiksgoederen

(vaak gebruiken)

Verbruiksgoederen

(een/enkele keren gebruiken)

Slide 35 - Slide

wat zijn gebruiksgoederen?
A
een appel
B
benzine
C
een pen
D
computer

Slide 36 - Quiz

Goederen die je meerdere keren kunt gebruiken zijn
A
verbruiksgoederen
B
gebruiksgoederen
C
goede goederen
D
langeduur goederen

Slide 37 - Quiz

Gebruiksgoederen
Verbruiksgoederen

Slide 38 - Drag question

Waar of niet waar?
Verbruiksgoederen: Een zak chips en een fles cola
Gebruiksgoederen: Een auto en een laptop
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quiz

Wat is EEN voorbeeld van verbruiksgoederen
A
toiletpapier
B
auto
C
tandenborstel
D
kleding

Slide 40 - Quiz

Gebruiksgoederen
Verbruiksgoederen

Slide 41 - Drag question

Wat is een voorbeeld van verbruiksgoederen
A
auto
B
wasmachine
C
tv
D
pizza

Slide 42 - Quiz

Slide 43 - Video

Slide 44 - Video

Slide 45 - Video