Gelijkspanning (DC): Een batterij heeft een + en - symbool en levert gelijkspanning
Wisselspanning (AC): Spanning wisselt 50 x per seconde van (+) en (-).
Apparaten voor wisselspanning en gelijkspanning kan je niet zomaar door elkaar gebruiken.
Slide 10 - Slide
Vermogen
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt
Slide 11 - Slide
Energieverbruik
E = energieverbruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uur (h)
E = P x t
Slide 12 - Slide
Gevaren elektriciteit
1) Brand bij kortsluiting óf overbelasting.
2) Schok.
Slide 13 - Slide
Zekeringen
Groepszekering: deze springt boven
de 16 A om brand door oververhitting
te voorkomen.
Installatieautomaat: een elektronische zekering.
Smeltveiligheid: ouderwetse zekering met dun draad => vervangen
Slide 14 - Slide
Aardlekschakelaar
Deze vergelijkt de stroom tussen de fase- en nul-draad.
Is deze groter dan 30 mA, dan springt de aardlekschakelaar.
Slide 15 - Slide
Randaarde
Een geel/groene draad die via de metalen buitenkant van een apparaat via het snoer naar de rand van het stopcontact gaat.
De randaarde voorkomt stromen door je lichaam.
Slide 16 - Slide
Samenvatting formule's
VermogenP = U x I (vermogen in Watt)
Energieverbruik E = P x t (vermogen in kiloWatt)
Energiekosten:Kosten = energieverbruik (kWh) x prijs
Gevraagd, gegevens, formule, uitwerking en antwoord
Slide 17 - Slide
Planning
Vragen kun je altijd via teams stellen en klassikaal
Volgende week Oefentoets
PTA
Slide 18 - Slide
In de afbeelding hiernaast zien we drie lampjes. Door elk lampje loopt 0,075 A. Bereken hoe groot de totale stroomsterkte is voor deze schakeling.
Slide 19 - Open question
Kees schakelt drie fietslampjes in parallel. Door elk lampje gaat een stroom van 0,165 A. Kees schrijft op: “De totale stroom in de schakeling is 0,495 A”. Leg uit of Kees gelijk heeft.
Slide 20 - Open question
Voor fornuizen wordt ook wel “krachtstroom” gebruikt. Krachtstroom werkt met een spanning van 400 V in plaats van 230 V. Bereken het vermogen van zo’n fornuis als een stroom van 15,3 A er doorheen gaat.
Slide 21 - Open question
Welke kleur heeft een nuldraad?
A
Bruin
B
Blauw
C
Groen/geel
D
Zwart
Slide 22 - Quiz
In de schakeling hiernaast is op twee plaatsen de stroomsterkte gemeten. De meetresultaten staan bij de schakeling vermeld. Hoe groot is de stroomsterkte in punt A?
A
0,4 A
B
0,6 A
C
1,0 A
D
1,6 A
Slide 23 - Quiz
Het totale vermogen op een groep van een huisinstallatie (230 V) is 3650 W. De groep is beveiligd door een zekering van 16 A. Laat met een berekening zien of de zekering zich uitschakelt.
Slide 24 - Open question
Bij Rick in huis wordt elektrisch gekookt. Op een avond kookt hij soep voor 15 min op de kookplaat met een vermogen van 700 W. Bereken hoeveel elektrische energie de kookplaat in deze 15 minuten heeft gebruikt.
Slide 25 - Open question
In een wasmachine is de isolatie rond een elektriciteitsdraad kapotgegaan. Er loopt nu een klein lekstroompje (ongeveer 65 mA) naar de aarde. Door welke draad loopt dit stroompje?
A
door de nuldraad
B
door de fasedraad
C
door de aarddraad
D
door de schakeldraad
Slide 26 - Quiz
Welke bewering is juist? In de aardlekschakelaar wordt de stroom . . . . .
A
in de fasedraad vergeleken met de stroom in de nuldraad.
B
in de fasedraad vergeleken met de stroom in de schakeldraad.
C
in de nuldraad vergeleken met de stroom in de schakeldraad.
D
in de nuldraad vergeleken met de stroom in de zekering.
Slide 27 - Quiz
Chris en Melanie zeggen allebei iets over zekeringen Chris zegt: “Een zekering voorkomt brand”. Melanie zegt: “Een zekering voorkomt kortsluiting”. Leg uit wie er gelijk heeft!
A
Chris heeft gelijk
B
Melanie heeft gelijk
C
Ze hebben allebei gelijk
D
Ze hebben allebei niet gelijk
Slide 28 - Quiz
Heb je nog vragen of opmerkingen over Hoofdstuk 1? Of wil je nog graag extra uitleg over.....?
Slide 29 - Open question
Planning
Vragen kun je altijd via teams stellen en klassikaal