Adverbs

What are adverbs?
Wat zijn bijwoorden?
1 / 19
next
Slide 1: Mind map
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

What are adverbs?
Wat zijn bijwoorden?

Slide 1 - Mind map

Slide 2 - Slide

Wat valt je op aan de 'adverbs'?

Slide 3 - Open question

Bijwoorden - Uitleg Nederlands
Woorden die ergens 'bij' horen (vandaar 'bijwoord'). Het geeft informatie over een ander woord in de zin.
Vaak zegt het iets over hoe, waar of op welk moment iets gebeurt.

Slide 4 - Slide

Bijwoord = GEEN bijvoeglijk nw
Een bijvoeglijk naamwoord zegt namelijk iets over een zelfstandig naamwoord (vb: de blauwe auto)

Een bijwoord zegt iets over een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord (vb: de auto rijdt langzaam)


Slide 5 - Slide

What is an adverb?
Een 'adverb' (bijwoord) is een omschrijvend woord dat iets zegt over  bijv een 'verb'(werkwoord)  

bijvoorbeeld: I  can sing beautifully

Slide 6 - Slide

Een 'adverb' (bijwoord)kan ook iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord:


Bijvoorbeeld: 
A big Mac is an incredibly unhealthy burger
(incredibly = bijwoord
unhealthy = bijvoeglijk naamwoord
burger = zelfstandig naamwoord)

Slide 7 - Slide

En als laatste:
Een adverb (bijwoord) kan iets zeggen over een ander bijwoord.

Bijvoorbeeld:
He drives very slowly
(very = bijwoord
slowly = bijwoord
drives = werkwoord)

Slide 8 - Slide

Hoe maak je een adverb?
door +ly te plakken
bijvoorbeeld:
That music is loud --> He is talking loudly
Please be quiet. --> and whisper quietly

Slide 9 - Slide

Spellingsuitzonderingen!
  • woord eindigt op -le  ->   -ly            terrible -> terribly  

  • woord eindigt op medekl.+y    ->    -ily            easy -> easily  

  • woord eindigt op -ic -> -ically            fantastic -> fantastically 

Slide 10 - Slide

nog meer uitzonderingen 
Goed :        good – goodly    well 
hard :       hard – hardly     hard 
Snel :          fast – fastly     fast 
laag :          low– lowly     low 
lang :          long – longly     long

Slide 11 - Slide

Recap
adverbs zijn:
A
zelfstandige naamwoorden
B
bijvoeglijke naamwoorden
C
bijwoorden
D
werkwoorden

Slide 12 - Quiz

What does an adverb do?
A
Zegt iets over een werkwoord
B
Zegt iets over de persoon
C
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord
D
Zegt iets over de tijd

Slide 13 - Quiz

Adjectives and adverbs
She dances ......
A
wonderful
B
wonderfully

Slide 14 - Quiz

Adjectives and adverbs
She skates ....
A
fastly
B
fast

Slide 15 - Quiz

Adjectives and adverbs
Racehorses have to run really ....
A
quickly
B
quick

Slide 16 - Quiz

Bijwoorden (adverbs) zeggen dus iets over de manier waarop iets gebeurt.
Deze woorden eindigen meestal op;
A
-ship
B
-ness
C
-ly
D
-ty

Slide 17 - Quiz

Snapte?
A
nonniebijnanie
B
kweeniemisschienekkeskijke
C
denkvanwelja
D
joazekersjoa

Slide 18 - Quiz

Snap je het al een beetje? Goed bezig!

Slide 19 - Slide