Maak de volgende sleepvragen zonder in je woordenlijst te kijken!
Slide 4 - Slide
de bakkerij
de fruitwinkel
de groentewinkel
de slagerij
de vleeswarenwinkel
de viswinkel
la verdulería
la panadería
la charcutería
la pescadería
la frutería
la carnicería
Slide 5 - Drag question
la pescadería
la verdulería
la panadería
la frutería
la charcutería
la carnicería
de bakkerij
de viswinkel
de slagerij
de fruitwinkel
de vleeswarenwinkel
de groentewinkel
Slide 6 - Drag question
la barra de pan
el paquete
el aceite de oliva
el azúcar
la bolsa
el huevo
la lata
la botella
Slide 7 - Drag question
el agua mineral
el arroz
la mantequilla
el yogur
el jamón
la leche
las sardinas
las magdalenas
Slide 8 - Drag question
Vamos a corregir
Módulo pág. 20, 21, 22
Ej. A t/m E
Slide 9 - Slide
uitwerking
A.
1. una bolsa de
2. una botella de
3. una lata de
4. un paquete de
5. una bolsa de
6. un paquete de
7. una botella de
let op! Vergeet na een verpakking of hoeveelheidswoord "DE" niet!
B.
1. kilo de filete
2. cien gramos de jamon
3, un litro y medio de leche
4. dos kilos de patatas
5. doscientoscincuenta gramos de queso
6. un kilo y medio de sardinas
7. dos barras de pan
8. medio kilo de manzanas
module pág. 20
Slide 10 - Slide
uitwerking
C.
1. una bolsa de croquetas
2. una barra de pan
3. una botella de vino
4. un paquete de café
5. una bolsa de magdalenas
6. un litro de agua mineral
7. una lata de sardinas
8. medio litro de aceite
9. un paquete de mantequilla
D.
1. quería
2. tiene - cuánto quiere
3. Cuánto cuestan
4. desea - deme
5. eso es todo
6. cuánto es
let op! ¿cuánto cuesta/n? gebruik je om de prijs van iets te vragen en ¿cuánto es om het totaalbedrag te vragen.
module pág. 21
Slide 11 - Slide
uitwerking
E.
1. ¿Cuánto cuesta un kilo de tomates?
2. ¿Cuánto cuesta medio litro de aceite?
3. ¿Cuánto cuesta cien gramos de queso?
4. ¿Cuánto cuesta una barra de pan?
5. ¿Cuánto cuesta medio kilo de patatas?
6. ¿Cuánto es?
module pág. 22
Slide 12 - Slide
¿Cuánto cuesta?
€ 1,65
se dice: uno con sesenta y cinco
€0,65
se dice: sesenta y cinco céntimos
Slide 13 - Slide
Diálogo - PRESENTAR
En grupos de 4:
Escribe un diálogo en una tienda.
Het volgende moet erin voorkomen:
Módulo pag. 20
Leerdoel: kopen in een winkel
- Begroeting
- Je koopt minimaal 4 producten. Gebruik verschillende verpakkingen/hoeveelheden.
- Vraag naar de prijs van 1 product.
- Vraag of ze een bepaald product ook hebben.
- Vraag wat het kost.
- Reageer op het antwoord van de verkoper.
- Reageer bij het aangeven van de boodschappen/het geld.
- Bedank en neem weer afscheid.
ZORG ERVOOR DAT HET EEN GOED LOPENDE DIALOOG IS.
GEEN KOPIE VAN DE VOORBEELDDIALOOG!!!
Slide 14 - Slide
zelfstandig werken, tarea 1.6
Bekijk op pagina 24 van je module eerst het filmpje met de uitleg TOT AAN 1.32!!
Lees dan de uitleg op pagina 25 en leer de stappen uit je hoofd.
Maak dan opdracht A van pagina 26 uit je module.
Leerdoel: werkwoorden e-->ie
Slide 15 - Slide
zelfstandig werken
Als je klaar bent kun je gaan oefenen met de werkwoorden in verbuga. Zie je module op pagina 26. Klik op de link en kies de werkwoorden die in het groene kader staan. Vergeet bij tijden niet de presente aan te klikken. Oefenen maar!