Bijvoeglijk naamwoord

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2,3

Het bijvoeglijk naamwoord

Noem een paar Franse bijvoeglijke naamwoorden op die je kent

Waar gebruik je bijvoeglijke naamwoorden voor?

De meeste bijvoeglijke naamwoorden staan _______ het zelfstandig naamwoord.

1. voor
2. achter

Het bijvoeglijk naamwoord

 Het bijvoeglijk naamwoord past zich aan op het zelfstandig naamwoord. 

	Enk	Mv
Man	-	s
vrouw	e	es

Voorbeelden

Il habite dans une grand maison

Une maison = vrouwelijk enkelvoud

Grand --> grande

Il habite dans une grande maison

Intéressant

Beau

Nouveau

Bleu

Petite

Voor het zelfstandig naamwoord

Na het zelfstandig naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord - vorm

Het bijvoeglijk naamwoord; groen = vert

Le garçon = man. enk. --> Le garçon vert

La fille = vrouw enk. --> la fille verte

Les filles = vrouw. mv. --> les filles vertes

Les garçons = man. mv. --> les garçons verts

De vrouwelijke vorm (enk) van NOIR

1. noire
2. noir
3. noirs
4. noires

De mannelijke vorm (enk) van GROS

1. Gross
2. Groses
3. Gros
4. Grox

De blauwe trui
(bleu, le pull)

Een intelligent meisje (intelligent, une fille)

Bijzondere vormen

Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op -on of -en, krijgt de vrouwelijke vorm een extra -n.

bon - bonne                               italien - italienne

Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een -f, krijgt de vrouwelijke vorm -ve op het einde. 

Sportif - sportive

Bijzondere vormen

Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een -er, krijgt de vrouwelijke vorm -ère op het einde.

premier - première

Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op een -eux of -oux, krijgt de vrouwelijke vorm -euse of -ouse op het einde. 

dangereux - dangereuse                     jaloux - jalouse

De vrouwelijke (enk) vorm van jaloux

1. jaloux
2. jalouxe
3. jalouse
4. jalouses

Vrouwelijke vorm (meervoud) van délicieux

1. délicieux
2. délicieuses
3. délicieuss
4. délicieuse

Mannelijk (enkelvoud) van het woord; sportif

1. sportif
2. sportives
3. sportifs
4. sportive

Enkele bijzondere vormen

Vieux - vieille (oud)

Nouveau - nouvelle (nieuw)

beau - belle (mooi)

bon - bonne (goed,lekker)

Blanc - blanche (wit)

fou - folle (gek)

long - longue (lang)

Een gekke jongen

Een gek meisje

Een goed boek

1. Un bon livre
2. Une bonne livre
3. Une livre bonne
4. Un livre bon

Een gevaarlijke weg

Dangereux

1. Une route dangereux
2. Une route dangereuses
3. une route dangereuse
4. une dangereuse route

Een mooi meisje

1. Une fille belle
2. Une bel fille
3. Une fille bele
4. Une belle fille

Een Franse taart

1. Un gateau france
2. Un gateau française
3. Un gateau français
4. Un français gateau

La fin!