Vergelijkingen

Cursus 4
§6 Vergelijkingen
Log in op LessonUp
Neem je boek voor je 
op blz. 100
Voordat we gaan beginnen:
Welkom 1hva
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Cursus 4
§6 Vergelijkingen
Log in op LessonUp
Neem je boek voor je 
op blz. 100
Voordat we gaan beginnen:
Welkom 1hva

Slide 1 - Slide

Wat is moedertaal?
A
De taal die je omgeving spreekt
B
De taal uit het land waar je woont
C
De eerste taal die je leert.
D
De taal die je leert op school.

Slide 2 - Quiz

Wat is figuurlijk taalgebruik?
A
Taalgebruik waarbij precies bedoelt wat je zegt of schrijft
B
Taalgebruik waarbij iets anders bedoelt dan wat je zegt.
C
Taalgebruik die je dagelijks gebruikt.
D
Het is een tekenopdracht.

Slide 3 - Quiz

Welk woord is een leenwoord?

A
toetje
B
cadeau
C
vlieg
D
vijgen

Slide 4 - Quiz

Wat is een vergelijking?

Slide 5 - Mind map

Wat is een spreekwoord?
A
Een zin met een vaste samenstelling met een figuurlijke betekenis.
B
Een stukje van een zin met een vaste samenstelling met een letterlijke betekenis.
C
Een figuur
D
Een zin die ik toch niet snap.

Slide 6 - Quiz

Vergelijkingen
In een vergelijking staan twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken: 
                         het object (o)               en             het beeld (b)
Joris en Erick (de objecten) lijken op elkaar als twee druppels water (beeld)

Tussen object en beeld is een overeenkomst: ‘gaat heel snel’. Er staat een verbindingswoord tussen object en beeld: als. 
Andere verbindingswoorden zijn: zo … als, lijkt wel, is net, een … van een …. 


Slide 7 - Slide

Bart maakte een grap en Lisa lachte als een boer met kiespijn.
A
vergelijking
B
spreekwoord
C
letterlijk taalgebruik

Slide 8 - Quiz

Mama zei: "De appel valt niet ver van de boom".
A
vergelijking
B
spreekwoord
C
letterlijk taalgebruik

Slide 9 - Quiz

Edwin had het raam gebroken en ging er als een haas vandoor.
A
vergelijking
B
spreekwoord
C
letterlijk taalgebruik

Slide 10 - Quiz

Ik zag op straat een schattig meisje lopen.
A
vergelijking
B
spreekwoord
C
letterlijk taalgebruik

Slide 11 - Quiz

Opdrachten maken
Opdracht 2 t/m 6
Cursus 4 par. 6

Slide 12 - Slide