LUK 3_Medisch rekenen_les 5_ Vaste en vloeibare medicatie

LUK 4_Medisch rekenen_ vaste en vloeibare medicatie
1 / 27
next
Slide 1: Slide
WiskundeHBOStudiejaar 1

This lesson contains 27 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

LUK 4_Medisch rekenen_ vaste en vloeibare medicatie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

LUK 3 
Week 5
5e bijeenkomst 
Medisch Rekenen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Agenda
Introductie
Aanwezigheidsregistratie (10 min)
Gezamenlijk herhalen gassen en infusie (30 min)
Uitleg vaste en vloeibare medicatie (10 min)
Zelf oefenen met vast en vloeibare medicatie
Doe de extra oefeningen in Iqualify met dit onderdeel 
Afsluiting 
Proces- en productevaluatie bijeenkomst 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Tips
  •  Kladblaadjes gebruiken!!
  • Berekening meenemen!
  • Rekenmachine gebruiken 
  • Diagnostische toets gemaakt? Schrijf de vragen op die je niet goed hebt!

Slide 4 - Slide

Na de sluitingsdatum kun je zelf de toets niet meer inzien, maar in de les kan de docent deze wel op het bord tonen wanneer je een vraag stelt.

Voorwaarden
Deelname  eerste medisch rekentoets 

1. Aanwezigheidsplicht van 80% van de 6 bijeenkomsten = 4,8 lessen -> 5 dus
2. Maken van een diagnostische oefentoets per week (in week 3.1 t/m week 3.6). Totaal dus 6..... of 
3. je bent bij 80 % van de bijeenkomsten aanwezig geweest of
4. je hebt de diagnostische toets steeds goed gemaakt (17 vragen of meer goed)


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Oefening herhaling infusie
De heer Riemersma heeft een infuus waarin een medicijn is opgelost in een concentratie van 4 %. Het infuus loopt met een druppelsnelheid van 22 druppels per minuut.

Hoeveel gram van het medicijn krijgt meneer Riemersma in 12 uur en 15 minuten?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Antwoord
Een oplossing van 4 % = 40 gram van het middel zit in 1 liter van de vloeistof = 40 mg/ ml. 

Het infuus loopt met een druppelsnelheid van 22 druppels per minuut. Het infuus liep 735 minuten. In die tijd heeft meneer Riemersma dus 735 maal 22 is 16170 druppels gekregen. 

Tenzij anders aangegeven mag je uitgaan van 20 druppels per ml. De heer Riemersma kreeg dus 16170 druppels / 20 = 808,5 ml van de oplossing. 

Je weet dat 1 ml 40 mg van she medicatie bevat. De berekening is nu 808,5 maal 40 is 32340 mg. Meneer Riemersma kreeg dus 32340 mgr = 32,34 gram van de medicatie. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Samen oefenen: infusie
De patiënt is opgenomen op de afdeling Orthopedie.
Het medicatievoorschrift luidt: 4 keer daags 1000 mg Flucloxacilline [Infusie].
Beschikbaar zijn flacons met 250 mg Flucloxacilline poeder voor infusievloeistof.
Per gift los je de voorgeschreven medicatie op in een infuuszakje met 100 ml NaCl 0,9 %. Het totale volume van dit infuuszakje verandert door de oplossing niet.
De oplossing moet inlopen in 2 uur.

Op welke druppelsnelheid stel je het infuus in?

Rond je antwoord af volgens de gangbare afrondingsregels.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Antwoord
1 ml = 20 druppels 
Afronden in de laatste stap!

Stap 1: Je gaat 100 ml geven in 2 uur.
100 ml            | 2 uur= 120 minuten
0,833 ml       | 1 minuut

Stap 2 Hoeveel druppels is dat per minuut? -> 0,833 x 20 druppels = 16,66 druppels per minuut 

Stap 3 : Druppelsnelheid van het infuus wordt ingesteld op 17 druppels per minuut. 



Slide 9 - Slide

Stap 7: Bereken het aantal mg dat iemand heeft gehad. 31,5 ml gehad, in elke ml zat 0,0769…… mg. Dus totaal 31,5 x 0,0769…… = 2,423… mg. Afgerond op 2 decimalen maakt 2,42 mg.
Samen oefenen infusie
De patiënt is opgenomen op de afdeling Orthopedie.

Het medicatievoorschrift luidt: 1 keer daags 2000 mg Ceftriaxon [Infusie].
Beschikbaar zijn flacons met 500 mg Ceftriaxon poeder voor infusievloeistof.

Per gift los je de voorgeschreven medicatie op in een infuuszakje met 50 ml NaCl 0,9 %. Het totale volume in het infuuszakje verandert door deze oplossing niet.
Een collega stelt de druppelsnelheid in op 40 druppels per minuut.

Hoeveel mg Ceftriaxon [Infusie] krijgt de patiënt in 15 minuten toegediend?

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Antwoord 
Ceftriaxon [Infusie]is een medicijn uit de groepanti-infectie middelen voor systemisch gebruik .
Indien niet anders is aangegeven mag je uitgaan van 1 ml =20 druppels 

Stap 1 druppelsnelheid is 40 druppels/ml = 2 ml/min

Stap 2 patient heeft al 15 minuten medicatie gehad -> 15 min x 2 ml = 30 ml medicatie gekregen

Stap 3: concentratie is 
2000 mgr Ceftriaxon | 50 ml NACl 0,9% 
40 mgr    Ceftriaxon   | 1 ml NaCl 0,9%

In 15 minuten heeft de patient 30 ml  x 40 mgr Ceftriaxon = 1200 mgr Ceftriaxon gekregen ( Als in gram was gevraagd 1,2 gr)






Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Thema's medisch rekenen

1. Infusie en transfusie
2. Voeding en vocht
3. Vloeibare medicatie
4. Vaste medicatie
5. Gassen

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Percentages 
Percentage in een vloeistof = hoeveel medicatie er is opgelost in een oplosmiddel

1 % = 1 gram medicatie in 100 ml oplosmiddel

1 gram =1.000 milligram 

1% =1000 mgr in 100 ml oplosmiddel

1% = 10 mgr in 1 ml (vereenvoudigen)


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Percentages en verdunnen
1% = 10 mgr in 1 ml (vereenvoudigen)

2 % = 20 mgr in 1 ml 

5 % = ? 

21,5 % = ? 




Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Samen oefenen

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Antwoord
Stap 1: Bepaal het voorschrift:0,3 ml

Stap 2: Bepaal hoeveel medicijn aanwezig is in 1 ml (meestal in mg):5% oplossing. 
Als 1% 10 mg/ml bevat, dan bevat een 5% oplossing 50 mg/ml. Er zit dus 50 mg in 1 ml.

Stap 3: Bepaal de dosis door het aantal ml dat iemand krijgt te vermenigvuldigen met de hoeveelheid medicatie in 1 ml.
0,3 ml x 50 mg = 15 mg. 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Verdunnen
Concentratie verminderen in een vloeistof.

Twee soorten vragen: 
1. Hoeveel water heb je nodig om een bepaalde oplossing te maken?
2. Hoeveel van een bepaald medicijn heb je nodig om een bepaalde oplossing te maken?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Verdunnen
Hoeveel water heb je nodig om een bepaalde oplossing te maken?
Stap 1: bereken de verdunningsfactor 

percentage aanwezig / percentage nodig 

Stap 2: verdunningsfactor x het aantal ml dat je al hebt 

Stap 3: voorraad aanvullen met water tot gewenste hoeveelheid


Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Samen oefenen: verdunnen

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Antwoord
Stap 1: Eerst dienen we de verdunningsfactor te berekenen: 
Dit doen we door het percentage dat we hebben (60 procent), te delen door het percentage dat we nodig hebben (55 procent). Dus: 60 / 55 = 1,09090909090909

Stap 2: Vervolgens vermenigvuldig je de verdunningsfactor met het aantal ml dat je al hebt (100 in dit geval). Dit is de totale hoeveelheid vloeistof die je krijgt.
Dus 100 x 1,09090909090909 = 109,090909090909 ml

Stap 3: Omdat je al 100 ml op voorraad had, moet je de rest aanvullen met water. Je hebt 109,090909090909 ml nodig – 100 ml oplossing = 9,0909090909090909 ml. 

Afgerond geeft dit dus 9 ml water dat je toe moet voegen.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Verdunnen
Je hebt een oplossing met daarin 24 % van een bepaalde stof. 
Hoeveel ml water moet worden toegevoegd om een 19% oplossing te krijgen? 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Antwoord
Stap 1:  verdunningsfactor dat we hebben (24 procent). Dus: 24 / 29 = 1,2631578947

Stap 2: Vervolgens vermenigvuldig je de verdunningsfactor met het aantal ml dat je al hebt (100 in dit geval). Dit is de totale hoeveelheid vloeistof die je krijgt. Dus 100 x 1,2631578947= 126,31578947 ml

Stap 3: Omdat je al 100 ml op voorraad had, moet je de rest aanvullen met water. Je hebt 126,31578947 ml nodig – 100 ml oplossing = 26,31578947ml.  Afgerond geeft dit dus 26 ml water dat je toe moet voegen.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Verdunnen
Concentratie verminderen in een vloeistof.

Twee soorten vragen: 
1. Hoeveel water heb je nodig om een bepaalde oplossing te maken?
2. Hoeveel van een bepaald medicijn heb je nodig om een bepaalde oplossing te maken?

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Verdunnen
Hoeveel van een bepaald medicijn heb je nodig om een bepaalde oplossing te maken?
Stap 1: bereken de omgekeerde verdunningsfactor 

percentage nodig / percentage aanwezig
 
Stap 2: zorg dat alle eenheden gelijk zijn 

Stap 3: eindhoeveelheid x omgekeerde verdunningsfactor = basishoeveelheid 


Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Antwoord
Stap 1: Bereken de omgekeerde verdunningsfactor (benodigd / voorraad)
Benodigd is hier 20%, op voorraad 30%, dus 20 / 30 = 0,666666667

Stap 2: Zorg dat alle eenheden gelijk zijn. 10 liter = 10.000 ml.

Stap 3: Eindhoeveelheid x omgekeerde verdunningsfactor = basishoeveelheid

De eindhoeveelheid is 10.000 ml.De omgekeerde verdunningsfactor is 0,666666667 
Dus is de basishoeveelheid die je nodig hebt 10.000 x 0,666666667 = 6666,66667 ml.
Afronden geeft 6667 ml. chloorbleekloog

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Zelf aan het werk.....

Slide 27 - Slide

This item has no instructions