This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Planning
Kring
Kennen & Kunnen 1.1 + 1.2 Aantekeningen
Oefenen *Huiswerk
Slide 1 - Slide
1.1 + 1.2Terugblik
Slide 2 - Slide
Kennen en kunnen 1.1
Je kunt beschrijven wat een sociale omgeving is en hier een voorbeeld bij geven.
Je kunt omschrijven van wie je afhankelijk bent en waarom.
Je kunt uitleggen wat gedragsregels zijn en een voorbeeld ervan geven.
Je kunt uitleggen wat een wet is en waarom deze nodig zijn.
Slide 3 - Slide
1.1 de samenleving
Sociale omgeving: Groepen mensen waar je vaak en direct contact mee hebt. (Bijvoorbeeld: ouders, vrienden, collega's)
Maatschappij: Groep mensen waarmee je samenleeft, bijvoorbeeld in een land.
Afhankelijk: Mensen nodig hebben. Je bent afhankelijk van bepaalde mensen of organisaties.
Slide 4 - Slide
Welke binding heb je niet met je ouders?
A
Kennisbinding
B
Gevoelsbinding
C
Economische binding
D
Politieke binding
Slide 5 - Quiz
1.1 de samenleving
Gedragsregels: regels die je automatisch uitvoert uit fatsoen of aardigheid, ongeschreven regels. (Bijvoorbeeld iemand voor laten in de rij.)
Wetten: belangrijke geschreven regels die voor iedereen gelden. Als iemand de wet overtreedt krijgt deze persoon straf, bijvoorbeeld een boete, taakstraf of gevangenisstraf.
Slide 6 - Slide
Kennen en kunnen 1.2
Je kunt omschrijven welke vier verschillende soorten bindingen er zijn.
Je weet waarvoor economische bindingen zijn en met wie je deze hebt.
Je weet waarvoor kennisbindingen zijn en met wie je deze hebt
Je weet waarvoor gevoelsbindingen zijn en met wie je deze hebt.
Je weet waarvoor politieke bindingen zijn en met wie je deze hebt.
Je kunt uitleggen waarom je meestal meer bindingen hebt met personen en hier voorbeelden bij geven.
Je kunt het begrip sociale cohesie uitleggen.
Je kunt het begrip polarisatie uitleggen en er een voorbeeld van noemen.
Slide 7 - Slide
1.2 4 verschillende bindingen
Economische bindingen Mensen die jouw voorzien in levensonderhoud. (bijvoorbeeld ouders, baas, mensen die kleding of voedsel produceren).
Kennisbindingen Mensen die jouw iets leren. (bijvoorbeeld ouders, docenten, schrijvers).
Gevoelsbinding Mensen waar je emotioneel verbonden mee bent (bijvoorbeeld familie)
Politieke binding Alles wat door de overheid geregeld wordt. (bijvoorbeeld verkeer, onderwijs)
Slide 8 - Slide
1.2 Sociale cohesie en polarisatie
Sociale cohesie: Als de bindingen tussen mensen sterk zijn en mensen hebben het gevoel hebben dat ze bij elkaar horen. Mensen hebben dan een wij-gevoel.
Polarisatie: Mensen en bevolkingsgroepen staan scherp tegenover elkaar doordat zij het niet eens zijn met elkaar (verschillende meningen). Zij denken in 'wij' en 'zij'
Slide 9 - Slide
Wat zijn gedragsregels?
A
Alle regels die in de wet staan
B
Regels die in de wet staan en waar je je aan moet houden
C
Regels die in de wet staan, maar je hoeft je er niet aan te houden
D
Regels die niet in de wet staan, maar waar je je wel aan moet houden
Slide 10 - Quiz
Wie hoort niet tot je sociale omgeving
A
vrienden
B
collega's
C
familie
D
de presentator van weer
Slide 11 - Quiz
Met een politieagent heb ik een ...
A
Kennisbinding
B
Gevoelsbinding
C
Politieke binding
Slide 12 - Quiz
Wat betekent afhankelijk zijn?
A
steun of hulp van iemand nodig hebben
B
iets ergs meemaken
C
bedanken
D
zelfstandig
Slide 13 - Quiz
Noem alle 4 verschillende soorten bindingen.
Slide 14 - Open question
Je krijgt een boete toegestuurd. Wat voor regel heb je overtreden?
A
Een gedragsregel
B
Een wet
Slide 15 - Quiz
Wat is polarisatie?
A
Het ongelijk behandelen van een groep mensen. Soort van discriminatie.
B
Groepen mensen komen steeds meer tegenover elkaar te staan.
C
Mensen die bevriend zijn
D
Mensen die zich verbonden met elkaar voelen.
Slide 16 - Quiz
Dit begrip of onderwerp vind ik nog lastig/begrijp ik nog niet helemaal.
Slide 17 - Open question
Geef een voorbeeld van een persoon waar je verschillende bindingen mee hebt (benoem welke bindingen)