H2 - Imparfait

Grammaire II
L'imparfait
1 / 10
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammaire II
L'imparfait

Slide 1 - Slide

Imparfait
Imparfait

Ik deed, hij kocht, wij sliepen, jullie voetbalden

Slide 2 - Slide

Imparfait
Als je vertelt hoe iets in het verleden was, gebruik je vaak de imparfait

De imparfait bestaat uit:
- een stam
- een uitgang

Slide 3 - Slide

Hoe maak je de imparfait? (1)
De stam
  • Maak de nous-vorm van de présent 
  • Haal  –ons eraf

BV:
Parler --> parlons --> parl
Vendre --> vendons --> vend


Slide 4 - Slide

Hoe maak je de imparfait (2)
De uitgang
Je                  +ais
Tu                 +ais
Il/elle/on   +ait
Nous           +ions
Vous           +iez
Ils/elles    +aient

Slide 5 - Slide

Imparfait: un exemple
Attendre --> attendons --> attend
Nu nog de goede uitgang bij de gevraagde vorm.

Zij wachtten = ils attendaient
Jij wachtte = tu attendais
Wij wachtten = nous attendions

Slide 6 - Slide

Imparfait - Let op!
Het werkwoord être is onregelmatig:
J'étais
Tu étais
Il était
Nous étions
Vous étiez
Ils/elles étaient

Slide 7 - Slide

Petit exercice
Tu _______________(présenter)
Vous _______________ (aimer)
Ils _______________ (parler)
Nous _______________ (écouter)
On _______________ (être)
Je_______________ (danser)

Slide 8 - Slide

Imparfait - passé composé
Allebei verleden tijd. Wanneer gebruik je welke tijd?

Imparfait bij toestand, herhaling, gewoonte

(toestand: beschrijft de situatie)
(herhaling/gewoonte: souvent, chaque semaine, toujours, parfois)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video