H4 Lezen -Argumentatie

H4 lezen - argumentatie (2)
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H4 lezen - argumentatie (2)

Slide 1 - Slide

Tegenargument en weerlegging
Soms noemt een auteur niet alleen argumenten vóór zijn standpunt, maar ook tegenargumenten met daarbij een weerlegging. Zo verdedigt de auteur zich direct tegen argumenten die zijn tegenstanders zouden kunnen noemen. 

Tegenargument: tegen het standpunt van de auteur. Het standpunt van de auteur kan negatief zijn (sociale media zijn slecht), waardoor een tegenargument positief is (sociale media zijn goed). Let er dus goed op dat een tegenargument een argument is tegen het standpunt van de auteur. 
Weerlegging: uitleg waarom het tegenargument onjuist/onwaar/zwak is. 

Slide 2 - Slide

Tekstfragment
We lezen een fragment uit een opiniestuk uit Trouw. Het standpunt van de auteur is: "Weg met de tussen-n, want die hoor je toch niet." De tussen-n kom je tegen bij bijvoorbeeld hondenhok, maar niet bij groentesoep

Slide 3 - Slide

Welk argument geeft de auteur voor het afschaffen van de tussen-n?

Slide 4 - Slide

Welk argument geeft de auteur voor het afschaffen van de tussen-n?
A
Je kan hem niet in vijf minuten uitleggen.
B
De uitzonderingen zijn onlogisch.
C
De regel voor de tussen-n is ingewikkeld.
D
Ook de eenvoudigere variant is ingewikkeld.

Slide 5 - Quiz

Welk andere argument geeft de auteur voor het afschaffen van de tussen-n?

Slide 6 - Slide

Welk andere argument geeft de auteur voor het afschaffen van de tussen-n?
A
Er bestaan veel uitzonderingen op de regel.
B
De regel is voor de auteur een raadsel.
C
Hij vindt Joost geen aardige vent.
D
Uitzonderingen op de regel worden steeds weer afgeschaft.

Slide 7 - Quiz

Aan de slag
H4 Lezen
Opdracht 1

Klaar?
Start met opdracht 4


 

Slide 8 - Slide

H1 Schrijven
- een inleiding en een slot schrijven

Slide 9 - Slide

Wat is het doel van een inleiding?

Slide 10 - Mind map

De inleiding
Twee functies van de inleiding:

1. De aandacht van de lezer trekken  +
2. Het onderwerp introduceren.


Slide 11 - Slide

onderwerp introduceren door:

  1. een hoofdvraag en eventueel deelvragen over een bepaald verschijnsel te stellen
  2. een probleem te formuleren d.m.v. probleemstelling
  3. een standpunt te geven

Slide 12 - Slide

aandacht trekken door:
1. iets uit de actualiteit
2. iets uit de geschiedenis
3. een voorbeeld, zoals een kort verhaaltje of een eigen ervaring
4. iets wat voor de lezer van persoonlijk belang is

Slide 13 - Slide

slot
Je formuleert de hoofdgedachte van de tekst: 
  -het antwoord op de hoofdvraag
  -een oplossing voor het probleem 
  -een herhaling van je standpunt

Vaak is de hoofdgedachte een conclusie. Je kunt deze aanvullen met een aanbeveling of toekomstverwachting.

Slide 14 - Slide

slot
  • In het slot gebruik je signaalwoorden als:                                      daarom, kortom, al met al, dus

  • De tekst sluit je af met een krachtige zin: de uitsmijter.

Slide 15 - Slide

Huiswerk
H4 Lezen - opdracht 1 afmaken
Maak op NN online
H1 schrijven - opdracht 1 en 2

Werk daarnaast zelfstandig aan Spelling
Deze week: herhalen H1 t/m 3 
(de stof voor de toets van 2 februari)

Slide 16 - Slide