Le but: kunnen zeggen in het Frans of iets van 'jouw' is of van 'mij', van 'hem, haar, hen, uw of jullie'
Tijdens deze les heb ik geleerd over het 1. ….. ............ Hiermee kan ik aangeven of iets van 2. ….. Is of van 3. …… anders.
In het Frans heb je drie soorten namelijk : 4. ….. ..........5. ............. en 6.……..........
Als iets van mij/mijn is dan kan ik dat in het Frans vertalen door: 7 …. ........8…........... of 9……..........
Als iets van hem of haar is vertaal ik dat door: 10 …............ 11. …. ..............12. …..............
Als ik een Franse zin met 'son, sa, of ses' moet vertalen naar het Nederlands moet ik kijken naar 13 .............................. om te weten of ik het moet vertalen met zijn of haar.
Bij het toepassen van de juiste vorm van het bezittelijk voornaamwoord in het Frans is er één uitzondering. Als een zelfstandig naamwoord 14................. is en begint met een 14 ...... of een 15............ dan moet ik kiezen voor de 16................. vorm van het bezittelijk voornaamwoord. voorbeeld: L'adresse (het adres) wordt dan 17.............. (mijn) adresse