overtuigen met argumenten

Overtuigen met argumenten
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Overtuigen met argumenten

Slide 1 - Slide

Inhoud
In deze les:
  • Wat is een argument
  • Hoe bedenk je een argument en wat is een standpunt?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Argument
Een argument is een uitleg waarmee je de stelling
bewijst (als je voor bent) of ontkracht (als je tegen
bent)

Slide 4 - Slide

MIJN ZAKGELD MOET OMHOOG
Je argument zijn: omdat het eten in de kantine duurder is geworden. 
Argumenten zijn te herkennen aan signaalwoorden zoals:
Omdat, want, daarom, dus
namelijk, aangezien
Daarna volgt dan een argument.

Slide 5 - Slide

wat is het argument?
1. Omdat ik niet heb geleerd, moet de toets niet
doorgaan.
2. Ik kan niet wachten tot ik 18 ben, want dan mag
ik stemmen.
3. Het regent, daarom blijf ik binnen

Slide 6 - Slide

Debatteren 
Als je gaat debatteren, is de ene groep vóór en
de andere groep tegen de stelling. 

Een stelling
is eigenlijk een standpunt of een mening over
hoe iemand vindt dat de wereld zou moeten zijn.


Slide 7 - Slide

In een debat bedenk je argumenten vóór of
argumenten tegen de stelling. 

Dit betekent dat je
redenen geeft waarom je het eens of oneens bent
met de stelling.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Maar hoe bedenk je die argumenten?
1. Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is
dat erg?
2. Wat zijn de voordelen of nadelen?
3. Wie zijn er bij de stelling betrokken? Is de
verandering die komt door de stelling goed of slecht
voor die mensen?

Slide 10 - Slide

 argumenten maken
Denk om de volgende signaalwoorden:
Omdat, want, daarom, dus
namelijk, aangezien

Slide 11 - Slide

stelling op de kaart:
Iedere werknemer moet één maand per jaar stage lopen in een andere sector

Slide 12 - Slide

argument 1 (samen)
voor:
Het maakt je flexibel op de arbeidsmarkt

tegen:
Het gaat ten koste van je eigen werkzaamheden

lees wat de uitleg is op de kaart

Slide 13 - Slide

Argument 2
Voor:
Het draagt bij aan je persoonlijke ontwikkeling
Tegen:
Aan één maand heb je niks

Nu ga je zelf het argument uitleggen en een voorbeeld bedenken

timer
10:00

Slide 14 - Slide

Argument 3
1. Zelf maken en vat deze in één korte zin samen.


2. Uitleg, waarom goed/slecht?

3. Zoek een voorbeeld
timer
15:00

Slide 15 - Slide

Evaluatie
  1. Wat heb je als argument.
  2. waarom goed/slecht.
  3. wat heb je als voorbeeld. 
Volgende x debatteren met elkaar

Slide 16 - Slide