This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Domein 2 deel 3
Afnamen en toenamen met procenten.
Slide 1 - Slide
even herhalen: Hoeveel is 30% van €50,-?
A
30%
B
€50,-
C
€30,-
D
€15,-
Slide 2 - Quiz
Afnamen in procenten
belangrijke begrippen. Oud totaal = hoeveelheid/prijs voordat de afnamen heeft plaatsgevonden afnamen: de hoeveelheid die er word afgehaald. nieuwe totaal: hoeveel er nog over is.
Slide 3 - Slide
match de juiste bij elkaar. Een game kost €60,-. je krijgt 20% korting
Afnamen in %
oud totaal
afnamen in €
nieuw totaal
20%
€60,-
€48,-
€12,-
Slide 4 - Drag question
toenamen in procenten
belangrijke begrippen. Oud totaal = hoeveelheid/prijs voordat de afnamen heeft plaatsgevonden toenamen: de hoeveelheid die er word afgehaald. nieuwe totaal: hoeveel er nog over is.
Slide 5 - Slide
match de juiste bij elkaar. Je hebt €200,- op de bank, je krijgt 3% rente.
toenamen in %
oud totaal
toenamen in €
nieuw totaal
3%
€200,-
€206,-
€6,-
Slide 6 - Drag question
Hoeveel % is de BTW op een product? (niet levensmiddel)
A
7%
B
21%
C
20%
D
19%
Slide 7 - Quiz
Een product is €50,- exclusief BTW, hoeveel moet je dan ervoor betalen in de winkel?
A
€50,-
B
€71,-
C
€21,-
D
€60,50
Slide 8 - Quiz
Hoe bereken je het percentage van de stijging of daling?
voorbeeld: een bedrijf maakte €200.000,- winst vorig jaar, dit jaar maken ze €250.000,- winst. met hoeveel is de winst gestegen?
Slide 9 - Slide
voorbeeld: een bedrijf maakte €200.000,- winst vorig jaar, dit jaar maken ze €250.000,- winst. met hoeveel is de winst gestegen?
Methode 1: 250.000-200.000=50.000 dus de winst is met €50.000,- gestegen. 50.000 is 25% van 200.000 (bereken met deel : geheel x 100) dus de winst is met 25% gestegen
Slide 10 - Slide
voorbeeld: een bedrijf maakte €200.000,- winst vorig jaar, dit jaar maken ze €250.000,- winst. met hoeveel is de winst gestegen?
Methode 2: verhoudingstabel
zet de juiste getallen op de plek
€
200.000
250.000
%
100
Slide 11 - Slide
voorbeeld: een bedrijf maakte €200.000,- winst vorig jaar, dit jaar maken ze €250.000,- winst. met hoeveel is de winst gestegen?
Methode 2: verhoudingstabel
zet de 1 tussen de getallen die je weet. 200.000 : 200.000 = 1 1 X 250.000 = 250.000
€
200.000
1
250.000
%
100
Slide 12 - Slide
voorbeeld: een bedrijf maakte €200.000,- winst vorig jaar, dit jaar maken ze €250.000,- winst. met hoeveel is de winst gestegen?
Methode 2: verhoudingstabel
Voer in in je rekenmachine 100 : 200000 X 250000 = 125
€
200.000
1
250.000
%
100
Slide 13 - Slide
voorbeeld: een bedrijf maakte €200.000,- winst vorig jaar, dit jaar maken ze €250.000,- winst. met hoeveel is de winst gestegen?
Methode 2: verhoudingstabel
125 - 100 = 25 Dus een 25% toenamen.
€
200.000
1
250.000
%
100
125
Slide 14 - Slide
welke methode gebruiken?
Methode 1: is sneller, maar ga je sneller iets verkeerd zien.
Verhoudingstabel meer overzichtelijk. Kun je makkelijk invullen. duurt wel langer. overal toepasbaar.
Slide 15 - Slide
Een maaltijd in een restaurant kost eerst €60,- PP. door corona kost het nu 10% meer. wat je de nieuwe prijs? (vul alleen het getal in, niet de €)
Slide 16 - Open question
Hoe bereken je het oud totaal?
voorbeeld: Een meubelwinkel is failliet gegaan, en verkoopt nu alles voor 70% korting. op de prijskaartjes staat nu alleen de nieuwe prijs. bij een bank staat er €450,-. wat was de oude prijs?
Slide 17 - Slide
Voorbeeld: Een meubelwinkel is failliet gegaan, en verkoopt nu alles voor 70% korting. op de prijskaartjes staat nu alleen de nieuwe prijs. bij een bank staat er €450,-. wat was de oude prijs?
Methode 1: 100-70= 30. dus je moet nog 30% betalen. 30% is €450,- 1% = 450 : 30 = 15. 100% = 15 X 100 = 1500 Dus de oude prijs is €1.500,-
Slide 18 - Slide
Voorbeeld: Een meubelwinkel is failliet gegaan, en verkoopt nu alles voor 70% korting. op de prijskaartjes staat nu alleen de nieuwe prijs. bij een bank staat er €450,-. wat was de oude prijs?
Methode 2: verhoudingstabel
zet de juiste getallen op de plek (100-70=30)
€
450
%
100
30
Slide 19 - Slide
Voorbeeld: Een meubelwinkel is failliet gegaan, en verkoopt nu alles voor 70% korting. op de prijskaartjes staat nu alleen de nieuwe prijs. bij een bank staat er €450,-. wat was de oude prijs?
Methode 2: verhoudingstabel
zet de 1 tussen de twee getallen. en reken terug 30 : 30 = 1 1 X 100 = 100
€
450
%
100
1
30
Slide 20 - Slide
Voorbeeld: Een meubelwinkel is failliet gegaan, en verkoopt nu alles voor 70% korting. op de prijskaartjes staat nu alleen de nieuwe prijs. bij een bank staat er €450,-. wat was de oude prijs?
Methode 2: verhoudingstabel
voer in in je rekenmachine: 450 : 30 X 100 = 1500
€
1500
450
%
100
1
30
Slide 21 - Slide
De prijs voor brood is met 15% toegenomen sinds 3 jaar geleden. nu betaal je €2,25 voor een brood. hoeveel betaalde je 3 jaar geleden?
Slide 22 - Open question
De prijs voor brood is met 15% toegenomen sinds 3 jaar geleden. nu betaal je €2,25 voor een brood.
hoeveel betaalde je 3 jaar geleden?
Dus €2,25 is 115% 1% = 2,25 : 115 = 0,019565..... 100% = 0,019565..... X 100 = 1,9565.... op twee decimalen = €1,96
€
1,96
2,25
%
100
1
115
Slide 23 - Slide
Stel je krijgt eerst 10% korting en dan een korting bon van 20%. hoe bereken je het dan?