Wiederholung: Zahlen + regelmatige ww

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Wiederholung: Zahlen + regelmatige ww

Welke getallen ken je nog?
Schrijf minimaal 3 getallen
in het Duits voluit!

Zahlen 0 bis 10

0 = null {noel}

1 = eins

2 = zwei {tswei}

3= drei

4 = vier

5 = fünf {fùnf = korte u klank}

6 = sechs {zechs}

7 = sieben

8 = acht

9 = neun {noin}

10 = zehn {tseen}

11 bis 20

11 = elf

12 = zwölf {tswulf}

13 = dreizehn

14 = vierzehn

15 = fünfzehn

16 = sechzehn

17 = siebzehn

18 = achtzehn

19 = neunzehn

20 = zwanzig {tswanzig}

21 bis zum 100

21 = einundzwanzig

30 = dreißig

40 = vierzig

50 = fünfzig

60 = sechzig

70 = siebzig

80 = achtzig

90 = neunzig

100 = hundert

Getallen samenstellen:

z.B die Zahl 33

1. achterste getal (drei....)

2. en er tussen plakken (dreiund...

3. Tiental achteraan plakken. 

(dreiunddreißig

Die Zahl: 17

Die Zahl: 46

Die Zahl: 87

Regelmatige ww 

Hoe maken wij ook alweer de stam van het werkwoord?

Waar staat het ezelsbruggetje IDEWIS voor?

Welk ezelsbruggetje
hadden wij voor de uitgangen
(stam + ....)

Persoon	uitgang
ich	+ e
du	+ st
er/sie/es	+ t
wir	+ en
ihr	+ t
S ie/sie	+ en

Overzicht uitgangen

Welke woorden waren
een uitzondering.
De stam eindigt op een .......

Ich _______ (kommen) aus Deutschland.

1. kommst
2. kommt
3. komme
4. kommen

Wir ___________ (tanzen) bis morgen früh!

1. tanze
2. tanzen
3. tanzt
4. tanzet

Das Baby ___________ (weinen) schon den ganzen Abend.

1. weine
2. weint
3. weinst
4. weinen

Wie _______ (heißen) du?

1. heiße
2. heißst
3. heißt
4. heißen

Meine Mutter _______ (spielen) Gitarre.

1. spielt
2. spiele
3. spielst
4. spielen

Meine Oma _______ (kochen) jeden Tag.

1. koche
2. kochst
3. kocht
4. kochen

Er _______ (reden) immer so wenig.

1. rede
2. redest
3. redt
4. redet

Ihr _____ (singen) sooo schön!

1. singe
2. singt
3. singst
4. singen

Ik beheers de getallen

😒🙁😐🙂😃

Ik snap + kan de regelmatige werkwoorden vervoegen

😒🙁😐🙂😃