GM10 9-4-2021: lees het hier in Lesson Up terug als je er niet was

Wat gaan we vandaag doen?
- huiswerk bespreken: indirecte rede

- ontleden 2.0: pv, ond, gezegde, lv, mv, bepalingen

( - bijzinnen 2.0: de relatieve bijzin )



1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen?
- huiswerk bespreken: indirecte rede

- ontleden 2.0: pv, ond, gezegde, lv, mv, bepalingen

( - bijzinnen 2.0: de relatieve bijzin )



Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk bespreken................

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

De indirecte rede
"Ik denk dat hij vandaag niet naar school komt."

"Ik wil graag weten of hij vandaag naar school komt."

"Wil jij aan hem vragen waarom hij vandaag niet naar school komt?"

Slide 3 - Slide

oefenzinnen op werkblad bespreken
3. Grammatica: ontleden.........

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

1. Taalkundig ontleden

Hierbij bepaal je voor elk woord tot

welke woordsoort het behoort.



Namen van woordsoorten zijn bijvoorbeeld lidwoord, werkwoord, zelfstandig naamwoord, bijv. naamwoord of aanwijzend voornaamwoord.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

2. Redekundig ontleden

Hierbij verdeel je de zin in zinsdelen.

Zinsdelen zijn groepjes woorden in de zin die bij elkaar horen. Vervolgens geef je die zinsdelen een naam. 


Namen van zinsdelen zijn bijvoorbeeld persoonsvorm, onderwerp en gezegde.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Waarom leren ontleden?
Als je weet hoe een zin is opgebouwd, dan kan je de betekenis makkelijker achterhalen. Ook is de spelling van sommige woorden afhankelijk van hun plaats in de zin.

Als je een andere taal dan je moedertaal moet leren, is kennis van ontleden extra handig. Je kan dan namelijk gebruik gaan maken van de overeenkomsten tussen talen.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wat is de pv?

Ik ga vanavond de was doen.
A
Ik
B
ga
C
de was
D
doen

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de pv?

Vind jij het fijn om thuis te blijven?
A
Vind
B
jij
C
fijn
D
te blijven

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het onderwerp?

De zoons van de buren riepen haar na.

A
De zoons
B
zoons
C
De zoons van de buren
D
riepen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Onderwerp 
De zoons van de buren riepen haar na.

Ik eet een appel.

De witte ganzen vlogen over ons huis.

De wijzen uit het Oosten
zijn bekende figuren uit het kerstverhaal. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Wat is het onderwerp?

Het meisje met de mooie jurk liep naar de trein.
A
Het meisje
B
Het meisje met de mooie jurk
C
meisje
D
meisje met de mooie jurk

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Werkwoordelijk gezegde 
Uiteindelijk heeft zij van schrik al haar tassen laten vallen.

Doe jij thuis graag de was?

Ik heb gisteren ontzettend lekker gekookt voor mijn vrienden.


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Lijdend voorwerp 
Ik heb gisteren een laptop gekocht.

De verwarde man liet zijn horloge aan iedereen zien. 




Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Wat is het lv?

Hij heeft een appel gegeten.
A
Hij
B
heeft
C
een appel
D
heeft gegeten

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Hij heeft een appel gegeten.
A
Hij
B
heeft
C
heeft gegeten
D
heeft een appel gegeten

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het lv?

Ik heb hem een klap gegeven.
A
Ik
B
heb
C
hem
D
een klap

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het lv?

De man geeft de jongen een hand.
A
de man
B
geeft
C
de jongen
D
een hand

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het lv?

Hij heeft het formulier verzonden.
A
hij
B
heeft verzonden
C
formulier
D
het formulier

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Meewerkend voorwerp 
Ik heb hem een klap gegeven.

Wij stuurden vorige week een brief aan de bewoners van het verzorgingstehuis. 





Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat is het mv?

Ik heb mijn zoon een laptop gegeven.
A
Ik
B
mijn zoon
C
een laptop
D
heb gegeven

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Om terug te lezen:
Hoe?? 

pv = de zin vragend maken, werkwoord dat voorop komt = pv
of: de zin in een andere tijd zetten, ww dat verandert = pv 

wg = alle werkwoorden in de zin = werkwoordelijk gezegde 

o = wie / wat + gezegde = het onderwerp 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Om terug te lezen: 
Hoe?? 
lv = wie / wat + gezegde + onderwerp = lijdend voorwerp 

mv = aan wie/ voor wie + gezegde + o + lv = meewerkend voorwerp 

bwb = alle zinsdelen die overblijven, geeft extra informatie 
bijwoordelijke bepaling

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Volgende week verder met: de relatieve bijzin
die/dat/waar & voorzetsel/wie & voorzetsel + ond + rest + pv (+ ww)

"Ze moesten het geld dat ze voor de kinderopvang hebben gekregen terugbetalen."

"Ze wonen op dit moment in een gedeeld huis, waarin ze de woonkamer met veel mensen delen."

"De auto die daar staat, is van mijn buurman."

Slide 24 - Slide

This item has no instructions