Stilistische middelen

• Mentorles
• Basisschool
• Groep 1

Stilistische middelen

Veni, vidi, vici
(Ik kwam, ik zag, ik overwon)
Dit is een:

1. tricolon
2. hyperbool
3. asyndeton
4. climax

Zij begon op het vmbo, ging naar havo, toen naar het hbo en zit nu op de universiteit.

1. paradox
2. tricolon
3. hyperbool
4. climax

Zij zijn niet vies van uit eten gaan.

1. hyperbool
2. hypallage
3. litotes
4. eufemisme

τον δ' ἀθλιως θανοντα Πολυνεικους νεκυν 26
(het ongelukkig gestorven lijk van Polynices)

1. hypallage
2. hyperbaton
3. hyperbool
4. eufemisme

00:56

Welk(e) retorische stijlmiddel(en) heb je gehoord in de toespraak?

De klokkenluider stelde de werkwijze van de geheime dienst aan de kaak.

1. paradox
2. metafoor
3. hyperbool
4. antithese

Nog acht proefwerken voor de vakantie begint: het is nu erop of eronder.

1. paradox
2. antithese
3. alliteratie
4. climax

Alleen slimme mensen weten dat ze te dom zijn om de wereld te begrijpen.
Noem het stijlmiddel.

Reclame:
Stijlmiddel?

1. tricolon
2. climax
3. metafoor
4. hyperbool

Mijn zus zit tussen twee banen in.

1. metafoor
2. metonymia
3. litotes
4. eufemisme

Gisteren viel de regen echt met bakken uit de lucht.

1. hypallage
2. hyperbool
3. litotes
4. paradox

Directeuren die binnen zijn, wonen in veel gevallen buiten.

1. antithese
2. eufemisme
3. hyperbool
4. paradox

De berg die ik moest verzetten, was nog niet te groot.

1. vergelijking
2. paradox
3. metafoor
4. hyperbool

Niemand die je helpt en niemand die je hoort. Nee, niemand die je ziet.

1. Litotes
2. Hyperbool
3. Anafoor
4. Climax

Ze hebben daar de hoogste kwaliteit voor de laagste prijs.

1. tricolon
2. omgekeerde climax
3. pleonasme
4. antithese

Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht.

1. hyperbool
2. eufemisme
3. metafoor
4. vergelijking

In Nederland regent het 29 van de 30 dagen.

1. hyperbool
2. metonymia
3. antithese
4. personificatie

Wat is dit voor stijlfiguur?

1. antithese
2. paradox
3. litotes
4. eufemisme

Wat is dit voor stijlfiguur?

1. antithese
2. paradox
3. retorische vraag
4. chiasme

a. 's Lands grootste kruidenier gaat op de kleintjes letten.
b. Weinig alcohol kan te veel zijn.

1. a is een paradox b is een antithese
2. a en b zijn een paradox
3. a en b zijn een antithese
4. a is een antithese b is een paradox

a. Het zand was als een vloerkleed.
b. Als student woonde ik in een zwijnenstal, maar toen mijn vriendin bij mij in kwam wonen, toverde zij ons appartement om tot een paleis.

1. a is een metafoor, b is een vergelijking
2. a en b zijn een metafoor
3. a en b zijn een vergelijking
4. a is een vergelijking en b is een metafoor

Als een vogel die zijn lege nest ziet, zo schreeuwde Antigone

1. vergelijking
2. paradox
3. hyperbool
4. metafoor

Wat is dit voor stijlfiguur?

1. antithese
2. paradox
3. litotes
4. vergelijking

PLEONASME!

Nu: leren voor de toets of lezen in je boek

Nu:

leren voor de toets

of 

lezen

Welk stijlmiddel wil je nog graag besproken hebben?