4.1 de start van een eigen onderneming

H3c Economie donderdag 23 januari
- bespreken opdrachten 3.1 + 3.3
- theorie en berekeningen 4.1
- huiswerk voor donderdag 30 januari lezen en maken 4.1
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H3c Economie donderdag 23 januari
- bespreken opdrachten 3.1 + 3.3
- theorie en berekeningen 4.1
- huiswerk voor donderdag 30 januari lezen en maken 4.1

Slide 1 - Slide

4.1 De start van een eigen onderneming
- Je kunt een investeringsbegroting lezen.
- Je kunt een resultatenbegroting lezen en opstellen.
- Je kunt een financieringsplan lezen en opstellen.

Slide 2 - Slide

Start van een eigen bedrijf:

Financieel plan

  • I investeringsbegroting

     Wat heb je nodig?

  • II resultatenbegroting

    Wat ga je verdienen?

  • III financieringsplan

     Waar betaal je alles van?

Slide 3 - Slide

I investeringsbegroting
  • Inventaris

  • Voorraad goederen

  • Geld

Slide 4 - Slide

I investeringsbegroting

Slide 5 - Slide

Pand: €530.000, Inventaris: €274.000, Auto: €52.000, Voorraad: €175.000, Bank: €6.500, Kas €3.400, Omzet €185.000, 14% rekening verkopen.
Stel een investeringsbegroting op.

Slide 6 - Open question

II: Resultatenbegroting
Een overzicht van alle verwachte kosten en verwachte opbrengsten.

Slide 7 - Slide

Let op: de investeringsbegroting is niet hetzelfde als de resultatenbegroting

Slide 8 - Slide

Berekening van de bruto- en netto winst
Omzet (exclusief btw)
Inkoopwaarde van de omzet  –
Brutowinst 
Bedrijfskosten -
Nettowinst / bedrijfsresultaat 


Bij de berekeningen wordt btw buiten beschouwing gelaten. Deze moeten we afdragen/terugkrijgen van de overheid en heeft dus geen invloed op de hoogte van de winst.

verkooprijs exclusief btw x afzet

Slide 9 - Slide

De inkoopwaarde van de omzet is €1000. De omzet is €2000 en de bedrijfskosten zijn €500.
Wat is het bedrijfsresultaat?

Slide 10 - Open question

Berekingen  verkoopprijs incl. en excl. btw
Verkoopprijs X 1,09 = Consumentenprijs
Verkoopprijs X 1,21= Consumentenprijs

(Consumentenprijs / 109) x 100= Verkoopprijs exclusief btw
(Consumentenprijs / 121) x 100 = Verkoopprijs exclusief btw
Consumentenprijs- verkoopprijs = BTW-bedrag
BTW=belasting over de toegevoegde waarde

Slide 11 - Slide

De inkoopprijs voor een jurk is 20 euro. De brutowinstmarge is 40%. De btw is 21%. Bereken de consumentenprijs van de jurk.


timer
2:00

Werk in tweetallen en schrijf je berekening op in jouw schrift.
A
€ 33,88
B
€ 32,20
C
€ 30,28
D
€ 28,-

Slide 12 - Quiz

De verkoopprijs van een fiets is € 495 exclusief btw.
Bereken de verkoopprijs inclusief 21% btw.


Werk in tweetallen en schrijf je berekening op in jouw schrift.
timer
2:00
A
€626,58
B
€590,95
C
€400,83
D
€598,95

Slide 13 - Quiz

4.1
Aan de slag!

Lezen en maken 1 t/m 4
timer
12:00

Slide 14 - Slide

III Financieringsplan


Eigen vermogen

Vreemd vermogen

* lening bank

* lening ouders

---------------------  +

Totale financieringsbehoefte

Slide 15 - Slide

De balans is altijd in evenwicht!
Investeringsplan
Financieringsplan
Liquide Middelen

Slide 16 - Slide

Herhalingsoefening:
Bespreek in 2-tallen de termen rechts. Zorg dat je dit aan elkaar kunt uitleggen en geef voorbeelden etc.
Zo uitgebreid mogelijk!

Eventuele vragen noteer je in je schrift.

- Investeringsbegroting
- Resultatenbegroting
- Financieringsplan
- Eigen vermogen
- Vreemd vermogen




timer
5:00

Slide 17 - Slide

Huiswerk voor donderdag 30 januari
Lezen en leren paragraaf 3.1 + 3.3
Lezen en maken paragraaf 4.1 (alle opdrachten)

Slide 18 - Slide