Aan/voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
Stap 6
Noteer de bijwoordelijke bepaling
Geeft antwoord op vragen zoals:
- waar, wanneer, waarom, hoe, waardoor, waarvoor etc.
Slide 12 - Slide
Voorbeeldoefening
De kinderen gaven gisteren een cadeau aan iedereen
stap 1: pv -> gaven
stap 2: wwg -> gaven aan
stap 3: ow -> de kinderen
stap 4: lv -> een cadeau
stap 5: mv -> aan iedereen
stap 6: bwb -> gisteren
Slide 13 - Slide
Nu jij zelf!
Benoem hier de pv, wwg, ow, lv, mv en bwb
- Hebben zij gisteren een taart gebakken voor hun kleine zusje?
timer
2:00
Slide 14 - Slide
Nu jij zelf!
- Hebben zij gisteren een taart gebakken voor hun kleine zusje?
stap 1: pv -> hebben
stap 2: wwg -> hebben gebakken
stap 3: ow -> zij
stap 4: lv -> een taart
stap 5: mv -> voor hun kleine zusje
stap 6: bwb -> gisteren
Slide 15 - Slide
Spelling H3: Voltooid deelwoord
Je herkent het vaak aan ge-, ver-, be- of ont-
Het voltooid deelwoord heeft altijd een persoonsvorm nodig
Ik heb het eindelijk begrepen.
Heb = persoonsvorm
Begrepen = voltooid deelwoord
Slide 16 - Slide
Voorbeeldoefening
Schrijf het voltooid deelwoord correct op in de onderstaande zinnen
(dansen) Hij heeft ..... op het feestje
(zingen) Hij heeft .... op het feestje
Slide 17 - Slide
Voorbeeldoefening
(dansen) Hij heeft gedanst op het feestje
(danS -> S is in 'T Kofschip -> +t)
(zingen) Hij heeft gezongen op het feestje
(zingen -> zongen -> sterk werkwoord -> +en)
Slide 18 - Slide
Nu jij!
(gebeuren) Het is allemaal zo snel .....
(willen) Hij heeft het zo ....
(verhuizen) Wij zijn vorige maand ....
timer
2:00
Slide 19 - Slide
Nu jij!
(gebeuren) Het is allemaal zo snel gebeurd
gebeuR -> R niet in 'T Kofschip -> +d
(willen) Hij heeft het zo gewild
wilL -> L niet in 'T Kofschip -> +d
(verhuizen) Wij zijn vorige maand verhuisd
verhuiz -> Z niet in 'T Kofschip -> +d
Slide 20 - Slide
Spelling H3: Hoofdletters
Je begint iedere zin met een hoofdletter.
Namen (van landen, personen, straten, winkels etc.) schrijf je met een hoofdletter.
Merknamen schrijf je met een hoofdletter.
Feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
Namen van maanden, dagen van de week, windstreken en seizoenen schrijf je NIET met een hoofdletter.
Slide 21 - Slide
Voorbeeldoefening
Waar moeten hier de hoofdletters?
- wij gaan met meneer van dieren naar de film escape room, omdat we vorige week maandag tijdens kerstmis vrij waren en het uitje toen ook niet door ging.
Slide 22 - Slide
Voorbeeldoefening
Waar moeten hier de hoofdletters?
- Wij gaan met meneer Van Dieren naar de film Escape Room, omdat we vorige week maandag tijdens Kerstmis vrij waren en het uitje toen ook niet door ging.
Slide 23 - Slide
Nu jij!
Volgende week dinsdag gaan Linda de Mol en meneer Van Vliet met hun klas naar een restaurant genaamd Samen in Zoetermeer