23.03.2021

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Objetivos (doelen)

Na deze les:

- Ken ik het verschil tussen ser/estar/hay

- Kan ik zinnen maken met ser/estar/hay

- Kan ik de vraagwoorden in het Spaans toepassen

Wanneer gebruik je 'ser'?

Wanneer gebruik je 'estar'?

Wanneer gebruik je 'hay'?

Ga naar bladzijde 98 van je LT

ejercicio 4

contento= tevreden

cansado = moe

harto = er zat van

nervioso = nerveus

solo = alleen/eenzaam

atento = alert

Plaatje 1: Está contento.
Plaatje 2:

Plaatje 3:

Plaatje 4:

Plaatje 5

Plaatje 6

LE p 64 ej 3

Carmen... es tranquila
Diego y José...

Manu...

Marta y Paqui

Tonia y Miguel

Bijvoeglijk naamwoorden in het Spaans

LT página 165, 166

Un chico divertido

Chicos divertidos

Un profesor estupendo

Profesores estupendos

Una chica divertida

Chicas divertidas

Una clase estupenda

Clases estupendas

Un profesor interesante

Profesores interesantes

Un examen difícil

Exámenes difíciles

Una ciudad interesante

Ciudades interesantes

Una pregunta difícil

Preguntas difíciles

Wat komt hier? ser/estar/hay
_____ una panadería por aquí

Wat komt hier? ser/estar/hay
La escuela ______ en Haren.

ser/estar/hay
María y Dolores ______ españolas

En la plaza mayor ____ una terraza.

Maak een correcte vraagzin met de vraagwoorden die in je schrift staan.

Objetivos (doelen)

Na deze les:

- Ken ik het verschil tussen ser/estar/hay

- Kan ik zinnen maken met ser/estar/hay

- Kan ik de vraagwoorden in het Spaans toepassen